
In het Gelders Archief vind ik een kaart van de Voorsterbeek, Beekbergsebeek, Loenensebeek. Deze is uit 1662 dus twee jaar jonger dan deze.
De maker van de kaart is onbekend, de kaart is niet op schaal getekend, er staat geen windroos bij: geen hoogtepunt van cartografie dus maar wel prachtig in kleur. En wat een leuke afbeelding van de Nijenbeeksemolen met twee onderslagraderen. Nijenbeek = nieuwe beek: is die beek gegraven?
De teksten op de kaart
Ik kan gelukkig bijna alle teksten lezen. Met de klok mee, steeds linksboven beginnend:
- K. De kaart hoort bij een proces en was bewijsstuk K.
- plaatsaanduidingen: Loenen, Becbergen, Voorst, Nijenbeeck, Empe. Dat betekent dat het noorden ongeveer rechts is.
- beken: Loenensche beeck, Begbergsebeeck, questieuse strangsken, in het midden staat Noort Empe (dat begrijp ik niet)
- Waar het questieuse strangsken uit de Loenensche Beeck aftakt staat: olde toegemaeckte mont van ‘t questieuse strangske en nieuwe mont. Het woord mond doet andersom vermoeden, maar het strangetje was een aftakking van de Loenensebeek en niet andersom.
- Langs de rechteroever van het questieuse strangsken staan boompjes getekend met daarbij Die Weijenbergen en een tekst die lijkt op geirrigineerde mulen sandt, maar voor een betere transcriptie houd ik me aanbevolen. De boerderij De Weijenberg is er nog en ligt tegen een langgerekte zandrug aan, de Weijenberg dus, een rivierduin waarschijnlijk met mul zand dus.
- Tenslotte de grote watermolen met twee onderslagraderen met daarbij de tekst Nijenbeeckermuelen.
- Linksonderin ligt de dijk langs de Olde IJssel bij Empe.

Ik leg de kaart op het AHN. Ik begrijp het als je niet direct de overeenkomst ziet. Op het AHN is het noorden boven, op de kaart is dat rechts. Bovendien is de kaart absoluut niet op schaal. De NIjenbeeksemolen ligt een eind verderop dan K langs de beek vlakbij de IJssel.

De kaart draait om een kanaaltje waarmee boerderij de Weijenberg water aftapt uit de beek. Ik zoom in op het deel op het AHN bij F en teken de beken en dat kanaaltje in.

Waarin verschilt deze kaart uit 1662 met die andere uit 1660? Ook nu gaat het over de Loenensebeek die uitmondt in de Voorsterbeek maar wordt omgeleid naar het questieuse strangsken. Op de kaart uit 1660 wordt dit strangsken de Emperbeek genoemd, ik heb hem bij D laten aftakken van de Silvoldsebeek. Maar op de kaart uit 1662 is de Silvoldsebeek inmiddels opgedroogd, loopt de Loenensebeek naar dit strangsken en loopt het bovendien ten noorden van de Weijenberg: dat duidt erop dat de aftakking noordelijker ligt, meer richting punt F.
De Silvoldsebeek was inmiddels blijkbaar verloren vanwege de omleiding naar de molens in Loenen. Dat betekent dat het water van de Emperbeek, het questicuulse strangsken, uit de Loenense molenbeek werd gehaald, en die moest daarvoor een behoorlijke scherpe bocht maken. Vandaar de afsnijding. In het veld valt die afsnijding goed op, want op die plek buigt de beek van de weg af: de weg loopt door naar de brug bij Clabanus, punt A op mijn tekening op het AHN en de volgen de topokaart.

Maar waarom al deze moeite doen? In de Gelderse bekenatlas staat geen molen in de Emperbeek. Blijkbaar is het plan uit 1660 niet doorgegaan. En toch hebben ze de Emperbeek extra gevoed met water. Eerst graven en dan pas een molen bouwen lijkt me ook niet logisch, nee er moet een andere reden zijn.
Ik kan maar een reden bedenken: irrigatie. De tekst bij de Weijenberg luidt immers geïrrigeerd mul zand. Ik kom steeds meer aanwijzingen tegen dat irrigatie vroeger heel normaal was.
Ik moet de stukken lezen, bijna 600 bladzijden 17de eeuwse tekst, maar ik wil zoveel lezen. [GA 0124 5447 scans 575-1152]