Wie wandelt door de bossen op de stuwwallen van de Veluwe is het misschien wel eens opgevallen: op de hoogste toppen van de stuwwallen ligt grind. Hoe komt dat?
Wie van een afstandje of tussen de wimpers door op het AHN kijkt naar het stuwwallengebied in Midden Nederland, ziet dat een stuwwal een soort onregelmatige golfplaat is. We noemen dit de strekkingsrichting van de stuwwal. Dat golfplaatpatroon komt door de manier waarop de stuwwallen ontstaan zijn. Vroeger leerden we op school dat het ijs als een soort bulldozer werkte, maar zo is het dus niet. Een bulldozer zou geen patroon achterlaten. Nee, het honderden meters dikke ijs zakte in de grond en perste de ondergrond naar beneden en naar opzij. Dat opzij persen gebeurde over kleilagen in de ondergrond waarover de bovenliggende laag omhoog ging glijden door de druk van het ijs. Hier vertel ik daar meer over, met tekeningetjes die het proces verduidelijken.

Dus: wat eerst op elkaar lag, is door het ijs weggeperst en ligt nu naast elkaar in lange banen.
Aan het maaiveld is er een regelmatig (niet zo heel erg regelmatig) patroon van verschillende grondsoorten: klei, zand en grindbanken wisselen elkaar af. En omdat die materialen verschillend eroderen, zijn ze nu te zien als hoogteverschillen. Uiteraard vind je ze ook terug in de grondsoorten, en middeleeuwse boeren vroeger maakten daar zorgvuldig gebruik van. Maar dat is een ander verhaal.

Grindbanken vormen nu de top van de golfplaat, zandlagen vormen het dal. Vandaar dat iedere plaats op de Veluwe wel zijn eigen keienberg, kiezelberg of steenbergen heeft. Vandaar dat de toppen van die heuvels meestal langgerekt zijn. En vandaar dat menselijke ingrepen die met de ondergrond te maken hebben, zoals leemkuilen, grindgroeves en ijzerkuilen in diezelfde banen te vinden zijn.
Deze serie is heel leerzaam. Bedankt.