In Nederland knallen een aantal natuurlijke poorten door de stuwwallen heen. Deze kun je indelen in drie types afhankelijk van het ontstaan: het ijs zelf, smeltwater van het ijs of een latere rivier.

Type 1, de ijstongpoort, een zelfverzonnen benaming analoog naar de smeltwaterpoort wat wel een formele benaming is voor type 2, is het oudst en bijzonder want er is er maar eentje van in Nederland. Anderen noemen het een doorbraakpoort, doorbraakdal of hebben er geen woord voor. De doorbraak is ontstaan doordat het ijsveld achter de stuwwal groeit en door zijn eigen stuwwal heenknalt en die dan opruimt door hem weg te schuiven. Een ijstongpoort stamt dus uit de groeiperiode van de ijsmassa. De Rossummerpoort in Twente is zo ontstaan toen de ijstong van Nordhorn groeide. Ik vermoed dat in Twente meer ijstongpoorten liggen, bijvoorbeeld bij Vriezenveen, maar daarvan is in de ondergrond voorlopig niets terug te vinden.

tekening landvorm
tekening: Mathilde, 2019

Type 2, de smeltwaterpoort, komt het meest voor, maar is nog steeds best uniek. Ik ken er acht, waarvan zes op de Utrechtse heuvelrug. Deze doorbraakdalen zijn ontstaan bij het smelten van het ijsveld.  Als een ijsveld dat is omgeven door stuwwallen afsmelt, ontstaat binnen de stuwwal een ijsmeer. Uiteindelijk bereikt het waterniveau ergens de top van de stuwwal op zijn laagste punt, en begint eroverheen te stromen. Dit beginnende stroompje snijdt zich snel in het losse materiaal in, en slijpt een groot dal uit tot de diepte aan de benedenstroomse zijde bereikt is. Er ontstaat zo vrij snel een poort door de hele stuwwal heen met daaronder een puinwaaier. Het grootste voorbeeld hiervan is de Darthuizerpoort, maar ook de Elsterpoort en de Ginkelsepoort zijn leuk. De Valleipoort tussen de Grebbeberg en Wageningen zal ook zo ontstaan zijn, maar de huidige gigantische grootte ervan is ontstaan doordat de Rijn de stuwwallen weg-erodeerde.

tekening
tekening: Mathilde, 2019

Ik kan me bij het geweld waarmee smeltwaterpoorten zijn ontstaan niets voorstellen. Toen ik op de middelbare school voor het eerst leerde over de ijstijd, leerde ik dat het ijs zich terugtrok aan het eind van de ijstijden. Ik stelde me iets voor als een leger dat zich terugtrekt. Maar het ijs liep natuurlijk niet naar huis, maar smolt. Wat een gigantische hoeveelheid smeltwater moet dat geweest zijn. Dat water zocht een uitgang, en dat was niet zo gemakkelijk want een ijstong was omgeven door stuwwallen die het ijs zelf had opgestroopt.

Waarom liggen er 6 op de Utrechtse Heuvelrug? Blijkbaar lag achter deze smalle stuwwal een grote binnenzee die verder geen kant uit kon. En misschien is de Utrechtse Heuvelrug ook niet de allerbeste dijk: vergeleken met de Veluwe is het een smalle stuwwal.

De grootste is de Darthuizerpoort. De Elsterpoort is ook duidelijk en mooi omdat daar geen asfaltweg doorheen loopt. De A12 is uiteraard door de wegknutselaars ook door een smeltwaterpoort heen gelegd, want dat is handig bij het wegknutselen (de Driebergerpoort). Dan zijn er nog drie kleinere poorten op de Utrechtse Heuvelrug: de Soesterbergerpoort, de Doornsepoort en de Leersumerpoort. De namen heb ik zelf bedacht uit respect voor dit immense natuurgeweld.

Ook ligt er een smeltwaterpoort door de stuwwal van Reemst: de Ginkelsepoort, ook een door mij bedachte naam natuurlijk. Wie fietst of loopt van Nieuw-Reemst naar Mossel steekt dit dal over bij het heideveld halverwege de route. Ok, het is slechts een hoogteverschil van een tiental meter, maar onmiskenbaar. Een fietser moet na dit dal even doortrappen om bij De Mossel te komen. En kan op de terugweg lekker freewheelen tot het klimmetje vlak voor Nieuw-Reemst.

Tenslotte liggen er ook smeltwaterpoorten door de stuwwallen tussen Nijmegen en Dusseldorf. En vast ook wel in Salland en Twente, maar die zijn mij (nog) niet bekend.

De meest gebruikte term is ijssmeltwaterdal, maar ik vind dat een onhandige term die niet aangeeft wat het is: een poort dwars door een stuwwal heen. Het gevolg van de ongelukkige term is dat in folders en boekjes over de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe deze poorten op een hoop gegooid worden met sneeuwsmeltwaterdalen oftewel droogdalen. En dat is onterecht. Niet alleen zijn de poorten honderdduizend jaar ouder en heel anders ontstaan, ze zien er in het veld ook heel anders uit. Een poort is een gat dwars door de stuwwal heen. Een sneeuwsmeltwaterdal is een groot uitgevallen zacht glooiend droog dal (sommige met een klein beekje onderin dat dit grote dal nooit zelf uitgeslepen kan hebben).

Ik weet niet hoe dit type doorbraakdal in het Engels en in het Duits heet. Ze bestaan natuurlijk ook elders, maar ik ken ze niet uit internationale literatuur. Misschien komt dat doordat wij hier gewend zijn om in detail naar elke meter hoogteverschil te kijken, terwijl daar in Duitsland geen beginnen aan is. Onze smeltwaterpoorten behoren tot de overloopdoorbraakdalen: dalen die ontstaan doordat een meer leegloopt. Meestal is zo’n meer ontstaan door bijvoorbeeld een steenlawine. Maar als zo’n tijdelijk meer dan leegloopt, is dat in het oude dal. De blokkade wordt gewoon opgeruimd. Bij onze poorten is een nieuw dal ontstaan in een nieuwe stuwwal.

Tenslotte type 3, het rivierdoorbraakdal. Dit is het jongst en ontstaan doordat een rivier zijn loop geblokkeerd zag door een stuwwal. Hiervan ligt in Nederland een reusachtig voorbeeld: De Gelderse Poort. Deze is ontstaan toen de Rijn door de stuwwal tussen Montferland en Groesbeek knalde. Waarschijnlijk omdat er nog ijs lag tussen Arnhem en Nijmegen, en de Rijn dus niet rondom Montferland kon. Ooh, dan is hij dus uit het Saalien en helemaal niet jong. Daar gaat de theorie. Maar het blijft een rivierdoorbraakdal.

Alle afbeeldingen

  • tekening doorbraakdal ijstong
  • tekening doorbraakdal