Heel veel! Stuwwallen, sanders, kame, kameterras, megaflutes, drumlins, doodijskuilen, smeltwaterdalen, pingomeren, keileem: noord Nederland ligt vol resten uit de laatste twee ijstijden.
Dit blog staat vol voorbeelden van dingen die je als wandelaar of fietser kunt zien van de ijstijden. Hier een greep:
Groningen
- keileemheuvels: het Wedde Heuvelland.
- het brede dal van de Hunze.
- potklei in de ondergrond bij Roden.
Friesland
- drumlins en keileemheuvels in Gaasterland.
- keileemvlaktes.
Drenthe
- een wereldfenomeen: de megaflutes van de Hondsrug.
- keileemplateau.
- meer dan 1000 pingomeren en pingokuilen.
- potklei bij Roden.
- drumlins en keileemheuvels bij Hoogeveen.
- het brede dal van de Vecht.
- droogdalen: sneeuwsmeltdalen.
- dekzandruggen
Overijssel
- de Hezinger stuwwal in Twente.
- de Rossummerpoort in Twente.
- de Sallandse Heuvelrug.
- de stuwwal van Delden en Borne.
- de esker van Langeveen
- tunneldalen onder Twente en de Achterhoek.
- een kruispunt van tunneldalen onder Haaksbergen.
- de bobbelige Lonnekerberg: een verplaatste stuwwal.
- drumlins en keileemheuvels bij Steenwijk en Vollenhove.
- het brede dal van de Vecht.
- het diepe glaciale bekken van de IJssel.
- de drumlins van Wierden.
- kameterras bij Markelo en Borne.
- een pingokuil in Salland.
Gelderland
- zes stuwwallen op de Veluwe: Oost-Veluwe, Dieren-Heelsum, Lunteren-Wageningen, Reemst, Garderen en Nunspeet-Hattem.
- de stuwwallen bij Nijmegen en Montferland.
- de Gelderse Poort tussen Nijmegen en Montferland.
- het brede dal van de Rijn-Maas-Waal.
- de diepe glaciale bekkens van de IJssel en de Gelderse Vallei.
- de sandr van Wolfheze.
- bij Garderen: doodijskuilen, kameterras en kameheuvels.
- een sol (= doodijskuil met water erin) bij Soll (Garderen).
- de modderstroom van Hall.
- de Ginkelsepoort.
- sneeuwsmeltdalen of droogdalen.
- dekzandruggen.
- rivierduinen en donken, bijvoorbeeld bij de Haterse vennen.
- loess tegen de Veluwe aan bij het Herikhuizerveld.
Veel van die bijzondere landvormen liggen bij elkaar op het Garderenseveld.
Rood zijn stuwwallen. Donkerpaars zijn doodijskuilen. Middenpaars is kame. Leverroze is kameterras. Groen zijn droogdalen. Blauw zijn pingomeren.
Utrecht
- de Utrechtse Heuvelrug.
- zes bressen door de stuwwal.
- de Darthuizerpoort, de grootste smeltwaterbres.
- droogdalen = sneeuwsmeltdalen.
Voortreffelijk Mathilde
Zijn er ook sporen te vinden van eerdere ijstijden dan de laatste twee in nederland
Jazeker, maar alleen in Friesland en Groningen en Noord Drenthe. Van sommige bultjes is niet duidelijk wanneer het materiaal is opgestuwd, want het geweld uit het Saalien heeft alles verwoest. In elk geval is potklei uit het Elsterien.
Onder doorbraakdal vroeg je je af hoe de situatie in Twente en Salland is. De glaciale reeks is daar niet goed terug te vinden. Alle fenomenen die je onder pradolina aanroert zijn er niet (goed) terug te vinden. Maar dat is op de noordelijke Veluwe ook zo. Die stuwwallen zijn allemaal opgeworpen aan de zijkant van een ijslob (eentje in de IJsselvallei en de andere in wat nu Duitsland is. Ik las naar aanleiding van je post over de esker van Langeveen nog wat over de Munsterlander Kiessandzug terug, en daar werd opgeworpen dat er een ijslob heeft gelegen tussen Langeveen dus, en Neuenkirchen (ongeveer bij Rheine), die is afgesmolten terwijl de naastliggende ijsmassa’s nog aanwezig waren, als mogelijke verklaring van de esker-achtige structuur van de MKZ die te groot is voor een esker eigenlijk, en waarbij ze dan de Twente-Achterhoek Rinne postuleren, een geul die overeenkomt met de esker van Langenveen en het tunneldal door de oostelijke Achterhoek. Het smeltwater zou dan tussen de ijslobben zijn afgevoerd naar het zuiden, en daarbij zou een geul in de ondergrond zijn geslepen. In het Munsterland kon dat nog wel eens in vast gesteente zijn geweest. Ik las iets van Krijt?
Ik heb wel het idee dat er in Duitsland op een iets grotere schaal processen worden nagevorst, want je kan het niet over elk hobbeltje hebben.
Ik stel het bijzonder op prijs dat je zo meedenkt met deze site. En dan met name over Salland en Twente, wat ik weliswaar goed ken maar me geomorfologisch minder mee bezig houd. Omdat het niet volgens de boekjes netjes voor je uitgespreid ligt, en natuurlijk ook omdat ik er lastiger kan komen. Eigenlijk is het enige stukje dat netjes volgens het schema klaarligt het zuidelijke deel van de Utrechtse Heuvelrug.
Mijn prof Kroonenberg zei dat een hypothese waar is tot het tegendeel bewezen is, en dat je hem dan ook moet durven loslaten. Dat laatste doet niet iedereen, die houden krampachtig vast aan een theorie ook al is die niet geloofwaardig meer. Wat ik lastig vind, is het beoordelen van oudere literatuur over Salland en Twente. De hypothesen spreken elkaar tegen. Dus wat is inmiddels achterhaald en wat is nog houdbaar? Ik vind het ongeloofwaardig dat de enige esker van Nederland toevallig ook nog eigenlijk te groot is volgens de theorie van de eskers. Een woeste smeltwaterrivier die verderop een dal uitslijpt komt beter met de grootte overeen. Een soort oerstroomdal (pradolina) van de smeltende ijslob naar het zuiden. Naar de Oude IJsel? Hoe kan het dat de oostelijke ijstong smolt en die ernaast nog niet?
De esker begint ten zuiden van een stuwwal, dat is raar, dan horen die twee niet bij elkaar. Ik houd van logica, ik vind dit niet logisch.
Iets anders, zag je dat er op de geomorfologische kaart een kame ligt in de Sallandse Heuvelrug en ook eentje bij Borne?
Dat de Duitsers niet elk hobbeltje apart onderzoeken is inderdaad waar. Logisch natuurlijk. Maar hier is elk bultje bijzonder, en het is wel uniek dat we er zo in detail op ingaan.
Een heel heldere uitleg. Bedankt.