Heel veel! Stuwwallen, sandurs, smeltwaterterrassen, kame, megaflutes, drumlins, doodijskuilen, smeltwaterdalen, pingomeren, keileem: noord Nederland ligt vol resten uit de laatste twee ijstijden. Enkele bijzondere landvormen liggen bij elkaar op het Garderenseveld.
Voordat je hoofd gaat tollen van al die moeilijke woorden, eerst de basis. De normale glaciale landvormen hangen met elkaar samen en vormen zelfs een vaste reeks. In de bijgaande figuur de reeks voor de zuidelijkste rij stuwwallen in Nederland, een doorsnede tussen Veenendaal (rechts) en s’Hertogenbosch (links) bijvoorbeeld. Bij de zuidelijke rij stuwwallen is de reeks goed te zien doordat hij niet door een jonger ijsveld is platgewalst en versmeerd zoals in het noorden van Nederland. Bij de zuidelijke stuwwallen en dan met name bij de Utrechtse Heuvelrug ligt alles netjes volgens het leerboekje

In de bovenste figuur de situatie in de voorlaatste ijstijd. Onderin gearceerd het oude land. In Nederland is de ondergrond in het zuiden (links) het hoogst: de ondergrond loopt af naar het noorden naar het ijs toe.
Vanuit het noorden rechts komt de ijstong aan die een glaciaal bekken uitperst in de ondergrond. Hij neemt grote keien en troep mee en versmeert de ondergrond. De ijstong perst de ondergrond omhoog tot een stuwwal. Die stuwwal erodeert hier en daar weg doordat smeltwater een dal inslijpt en er ontstaat een smeltwaterpoort. Aan de buitenrand van die poort ontstaat een puinwaaier, een sandr, met daarin smeltwaterbeken. Ten zuiden van de sandr ontstaat een pradolina: het dal waarin smeltwater en rivieren samenkomen en verder stromen naar het lagere westen. Dit heet ook wel een oerstroomdal, maar dat vind ik een verwarrend woord. Ten zuiden van de pradolina het hogere oude land van Brabant.

In de onderste figuur de situatie nu. Het ijs is weg, het glaciale bekken is opgevuld met nieuwe lagen en onderin liggen zwerfkeien (ik had ze afgerond moeten tekenen), stenen en keileem. De stuwwal, de smeltwaterpoort en de sandr liggen er nog net zo, hoogstens is alles wat glooiender en lieflijker. In de pradolina stroomt een meanderende rivier, of eigenlijk drie: de Rijn, Waal en Maas. Vanaf de sandr stroomt een beek, de Heelsumse Beek bijvoorbeeld. Ten zuiden van de pradolina ligt het hogere Brabant.
Voortreffelijk Mathilde
Zijn er ook sporen te vinden van eerdere ijstijden dan de laatste twee in nederland
Jazeker, maar alleen in Friesland en Groningen en Noord Drenthe. Van sommige bultjes is niet duidelijk wanneer het materiaal is opgestuwd, want het geweld uit het Saalien heeft alles verwoest. In elk geval is potklei uit het Elsterien.
Onder doorbraakdal vroeg je je af hoe de situatie in Twente en Salland is. De glaciale reeks is daar niet goed terug te vinden. Alle fenomenen die je onder pradolina aanroert zijn er niet (goed) terug te vinden. Maar dat is op de noordelijke Veluwe ook zo. Die stuwwallen zijn allemaal opgeworpen aan de zijkant van een ijslob (eentje in de IJsselvallei en de andere in wat nu Duitsland is. Ik las naar aanleiding van je post over de esker van Langeveen nog wat over de Munsterlander Kiessandzug terug, en daar werd opgeworpen dat er een ijslob heeft gelegen tussen Langeveen dus, en Neuenkirchen (ongeveer bij Rheine), die is afgesmolten terwijl de naastliggende ijsmassa’s nog aanwezig waren, als mogelijke verklaring van de esker-achtige structuur van de MKZ die te groot is voor een esker eigenlijk, en waarbij ze dan de Twente-Achterhoek Rinne postuleren, een geul die overeenkomt met de esker van Langenveen en het tunneldal door de oostelijke Achterhoek. Het smeltwater zou dan tussen de ijslobben zijn afgevoerd naar het zuiden, en daarbij zou een geul in de ondergrond zijn geslepen. In het Munsterland kon dat nog wel eens in vast gesteente zijn geweest. Ik las iets van Krijt?
Ik heb wel het idee dat er in Duitsland op een iets grotere schaal processen worden nagevorst, want je kan het niet over elk hobbeltje hebben.
Ik stel het bijzonder op prijs dat je zo meedenkt met deze site. En dan met name over Salland en Twente, wat ik weliswaar goed ken maar me geomorfologisch minder mee bezig houd. Omdat het niet volgens de boekjes netjes voor je uitgespreid ligt, en natuurlijk ook omdat ik er lastiger kan komen. Eigenlijk is het enige stukje dat netjes volgens het schema klaarligt het zuidelijke deel van de Utrechtse Heuvelrug.
Mijn prof Kroonenberg zei dat een hypothese waar is tot het tegendeel bewezen is, en dat je hem dan ook moet durven loslaten. Dat laatste doet niet iedereen, die houden krampachtig vast aan een theorie ook al is die niet geloofwaardig meer. Wat ik lastig vind, is het beoordelen van oudere literatuur over Salland en Twente. De hypothesen spreken elkaar tegen. Dus wat is inmiddels achterhaald en wat is nog houdbaar? Ik vind het ongeloofwaardig dat de enige esker van Nederland toevallig ook nog eigenlijk te groot is volgens de theorie van de eskers. Een woeste smeltwaterrivier die verderop een dal uitslijpt komt beter met de grootte overeen. Een soort oerstroomdal (pradolina) van de smeltende ijslob naar het zuiden. Naar de Oude IJsel? Hoe kan het dat de oostelijke ijstong smolt en die ernaast nog niet?
De esker begint ten zuiden van een stuwwal, dat is raar, dan horen die twee niet bij elkaar. Ik houd van logica, ik vind dit niet logisch.
Iets anders, zag je dat er op de geomorfologische kaart een kame ligt in de Sallandse Heuvelrug en ook eentje bij Borne?
Dat de Duitsers niet elk hobbeltje apart onderzoeken is inderdaad waar. Logisch natuurlijk. Maar hier is elk bultje bijzonder, en het is wel uniek dat we er zo in detail op ingaan.
Een heel heldere uitleg. Bedankt.