Nou ik toch al mijn schaarse vrije tijd zit te turen op Duitse geologische kaarten en te lezen in Deutsche Geologische Geschrifte, ga ik nog maar even door met het delen van mijn nieuwe bevindingen. Gisteren schreef ik dat de Twentse stuwwal onderdeel is van de Rehburger-Stauchendmoränenstruktur, verder onbekend in Nederland. Jaja, niet alleen de kaarten lopen niet door over de grens, ook de theorie niet. Laat ik dit de Rehburger ijsrand noemen.
Wat is de Rehburger ijsrand?
Op het volgende kaartje is de Rehburger ijsrand aangegeven. Hij is te volgen, volgens Duitse beschrijvingen, van Zwolle tot aan Magdeburg.

Deze rij heuvels markeert een ijsrand van 150.000 jaar geleden. Daarna schoof het ijs verder op tot aan de lijn Haarlem-Dusseldorf waarbij de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe werden gevormd.
Helaas loopt deze kaart niet door in Nederland. Links zie je bij 1 de Uelsener und Enscheder Höhen. Dit is het gebied van Sibculo, Uelsen, Ootmarsum, Oldenzaal en Lonneker: de Twentse Heuvelrug. Bij Enschede ligt geen stuwwal volgens deze kaart. Dan houdt de kaart op. Voor ons Nederlandse gebied levert deze Duitse informatie voorlopig nog niet veel op. Gevraagd: grensoverschrijdend onderzoek!
Meer naar het oosten ligt Bentheim en de Vecht en vervolgens een lange rij heuvels. De heuvel met de rode stip is geen vulkaan, maar de Brelingerberg: ik heb deze kaart geplukt van een mooie site over deze heuvel. Superinformatief over deze hele rij! De openingszin luidt:
Die Brelinger Berge gehören zum Stauchmoränenkomplex der Rehburger Phase des Drenthe-Stadiums der Saale-Eiszeit und bilden zusammen mit den Wilsumer-Bergen, den Fürstenauer-Bergen, den Dammer-Bergen und den Rehburger Bergen bis hin zu den Anhöhen bei Braunschweig und Magdeburg eine für die norddeutsche Tiefebene charakteristische Höhenlinie zwischen 50 und 100m Höhe.
En zo een hele website door. Dat is andere koek dan de website van geopark de Hondsrug, hoewel die meer uitnodigt om erheen te gaan.
Nog een mooi citaat:
„Die Brelinger Berge bestehen aus einer Reihe leicht nach Süden ausgebogener Rücken, die mehrfach hintereinander gestaffelt sind und sich in westöstlicher Richtung girlandenartig aneinanderreihen. Zahl und Größe der Stauchschuppen als auch die Intensität der Stauchung am Nordrand sind am größten, nach Süden abnehmend. Dort kommt es zu Verbiegungen, Auffaltungen und teilweise sogar zu Faltenbildungen. Im Südteil überwiegt die ungestörte horizontale Lage”, so die Geologen LANG, der auch die ausführlichen Erläuterungen der Geologischen Karte von Niedersachsen über das Blatt Mellendorf schrieb und HÖFLE und SCHEEKLOTH, die das Blatt Otternhagen beschrieben.
Over de Brelinger Berge een opvallend citaat:
Die Brelinger Berge erreichen eine Höhe von 92m. Der Nordrand ist auffallend steil, der Südhang flach.
Een opvallend steile noordrand en een vlakke zuidrand wijst op drumlinisering vanuit het noorden. Dat is uiteraard een ander verhaal.
Op het kaartje 14 staan heuvels bij naam, maar in de openingszin zeggen ze dat de rij doorloopt tot Magdeburg (rechtsonder op het kaartje). Dat is een heel eind, nog voorbij Wolfsburg. Een rij onopvallende heuvels van maximaal 100 meter hoog en 300 km lang, geen wonder dat de Duitsers beter zijn in grote overzichten en wij in details.