Een spreng is een gegraven bovenstroom van een beek met als doel meer water beneden in de beek te krijgen. Het is geen kanaal dat als doel had een verbinding van A naar B te maken. Het is ook geen sloot, wetering, grift, graaf of al die andere Nederlandse woorden die wijzen op een gegraven afwatering van hoger gelegen gronden. 

tekening: Mathilde, 2019

Naast veel sprengen ligt een wal waar de gravers de vrijgekomen grond neergooiden.

Waarom werden sprengen gegraven

De meeste sprengen zijn gegraven in de 16de of 17de eeuw, met schop en kruiwagen, om een watermolen benedenstrooms van voldoende water te voorzien. Daartoe zochten de gravers de richting van waterstroompjes in een beekdal op en groeven dan verder achterwaarts en zo diep dat het grondwater de spreng in ging stromen. Ook zijstroompjes werden achterwaarts uitgegraven. Ze groeven net zo lang en net zo ver door tot de beek voldoende water had voor de molen verder beneden. 

Andere sprengen zijn gegraven om grote tuinen van landgoederen op de Veluwe te verfraaien tot kleine Zwiterse paradijsjes vol waterwerkjes en rotspartijen.

Sprengkop in Mariendaal slijpbeek
Slijpbeek 2018

Waar komen sprengen voor

Sprengen zijn typisch voor de zuid- en oostrand van de Veluwe. Maar ook op de Utrechtse Heuvelrug zijn er een paar, net als bij Ootmarsum en in Montferland. De stelsels in het zuiden en oosten van de Veluwe zijn indrukwekkend groot, diep en complex met vele zijtakken. Bijvoorbeeld in het Renkums Beekdal en het Heelsums Beekdal. De oostkant van de Veluwe is kampioen met bijvoorbeeld bij Eerbeek en bij Loenen, Epe, Vaassen en Apeldoorn uitgestrekte sprengenstelsels. Ik moet er niet aan denken dat ik dat zou moeten graven met schop en kruiwagen. Ik vermoed dat de gravers er tientallen jaren aan gewerkt hebben, misschien elk jaar een tiental meters in het seizoen waarin ander werk stil lag. Maar niet in de winter als de grond bevroren is. Wat een klus. De stelsels werden onderhouden zolang de watermolens nuttig waren. Rond het begin van de 20ste eeuwen raakten ze in verval.

De sprengkop

Het hoogste punt van de spreng, de bron zeg maar, heet de sprengkop. Dit is vaak een ronde kom, een klein vijvertje, waar de spreng begint. De steile hellingen zijn beschoeid om inzakken te voorkomen. De eerste foto toont een vervallen sprengkop van de Seelbeek bij Heveadorp. 

Sprengkop van de Seelbeek
Seelbeek 2018

De Warnsbornsebeek heeft wel een mooie sprengkop.

Sprengkop Beek op Warnsborn
Warnsbornsebeek 2021

De Beekhuizerbeek heeft de grootste die ik ken:

Sprengkop Beekhuizerbeek
Beekhuizerbeek 2019

De Quadenoordse Molenbeek in het Renkums Beekdal heeft een dubbele kop. Op de volgende foto te zien als een V onder het pad waar de auto’s staan: gewoonlijk staan daar nooit auto’s maar vrijwilligers waren daar de sprengkop aan het schoonmaken en iemand maakte een foto met een drone.

foto Oscar Langevoord

De spreng

De spreng zelf moest uiteraard ondoorlatend zijn en werd zo nodig bekleed met leem. De spreng hoorde bij een molen, en die molenaar onderhield zelf zijn spreng. Kwam er niet voldoende water in de spreng, dan kon hij zijsprengen graven om te proberen meer water aan te trekken. Als er meerdere molens naast elkaar in een beekdal staan, heeft elke molen zijn eigen sprengenstelsel, meestal aan weerszijden van het dal maar soms ook boven elkaar tegen de helling aan dezelfde kant van het dal. Molens stonden vaak boven elkaar en maakten zo gebruik van hetzelfde sprengenstelsel.

De molengoot of levada

Ik weet dat met molengoot meestal het houten deel wordt genoemd vlak voor de molen, maar ik pak nu een ruimer begrip. Op de Veluwe zijn de meeste molens, zeker die bovenin de beekdalen, bovenslag. Dat wil zeggen dat het water bovenop het waterrad valt. Je had dus een zekere waterhoogte nodig, zo’n anderhalve meter is voldoende. Een natuurlijke beek stroomt door het diepste punt van het dal, en dan krijg je hier nooit zo’n waterval voor elkaar.

Maar hier op de Veluwe hadden ze daar iets slims op bedacht: ze maakten goten tegen de helling aan weerszijden van het dal en hielden zo het water hoog. Deze goot werd goed met leem bekleed en glad gemaakt en zo horizontaal mogelijk gehouden om zo boven de molen uit te komen.

We gaan naar Madeira om levadas te bekijken, maar we hebben ze hier dus ook. Meer over onze eigen levadas.

Bekijk op bol een geweldig boek over beken en sprengen op de Veluwe.

De wijer

Om op het moment van draaien voldoende water te hebben, kon een molenaar boven zijn molen een wijer maken: een vijver. Dit was handig voor molens die niet altijd draaiden en die veel kracht nodig hadden. ’s Nachts kon de wijer gevuld worden, en overdag werd dan gedraaid.

De molen

Hier op de Veluwe waren er zowel bovenslagmolens als onderslagmolens en ook een aantal halveradsmolens waarbij het water halverwege het rad viel. Onderslagmolens vinden we vooral in vlakke brede beken die langzaam stromen. Vanuit Twente ken ik de grote onderslagmolens zoals bij Singraven, maar ook de molen in Velp en de Nijenbeker molen bij Voorst waren bijvoorbeeld onderslagmolens. En waarschijnlijk waren er veel meer, en dan moet je vooral zoeken benedenstrooms dichtbij de rivier. Bovenslagmolens stonden hogerop waar het dal steiler was.

Bovenslagmolens

Verder naar beneden

Beneden de molen was de molenaar niet meer geinteresseerd in het water. Hij liet het water weglopen naar het beekdal. Als er een molen verder benedenstrooms stond, ving die molenaar het water vlak onder de molen op om de hoogte te houden en maakte verder naar beneden weer een opgeleide molengoot

Alle afbeeldingen

  • Sprengkop in Mariendaal slijpbeek
  • Sprengkop van de Seelbeek
  • Sprengkop Beek op Warnsborn
  • Sprengkop Beekhuizerbeek
  • Plasmolen
  • Ruitersmolen Oudebeek
  • Quadenoordse molen
  • Plasmolenbeek
  • Hartensemolenbeek
  • Slijpbeek