In de 19e eeuw was 80.000 hectare in Nederland stuifzand. Nu is daar zo’n 1400 ha van over. In Nederland lag, en ligt nog steeds, de grootste zandwoestijn van Europa. Met name in Noord-Brabant en in Gelderland liggen nog stuifzanden, maar bang zijn we er niet meer voor. Dat was vroeger wel anders en terecht.  Stuifzand breidde zich onbeheersbaar uit ten koste van wegen, landbouwgebieden en dorpen.

Sorry dat ik stoor. Rechts op deze site staat een doneerknop. Met 3 euro kun je deze site steunen. Voor een kop koffie onderweg voor Geert en mij. Hoeft niet, mag wel.

Ik heb vroeger geleerd dat de oorzaak de boer zelf was: door overmatig schapen laten grazen op de heide, hakken van bomen, afbranden en afplaggen van heide hadden boeren zelf de ramp over zich afgeroepen. Op heel wat (ook serieuze) websites wordt deze theorie aangehangen. Inmiddels wordt een grotere rol toegekend aan klimaatverandering: rond het jaar 1000 ging het minder regenen in Nederland en het is vast niet toevallig dat de stuifzanden in Brabant en op de Veluwe tegelijkertijd met de duinen langs de Noordzee zijn ontstaan. Bovendien begon men aan het eind van de Middeleeuwen bij Veenendaal in de Gelderse Vallei met de afgraving van veen, en daarvoor werd de waterstand verlaagd wat doorwerkte tot de Veluwe (daar kwam het water vandaan immers). Door minder regen en dieper grondwater werd de Veluwe droger. Intussen gebruikten mensen de kwetsbare gebieden intensiever: meer schapen voor de wolindustrie, meer heide afplaggen voor het potstalsysteem, meer hout hakken voor de steden, plus edelen die uitgestrekte konijnenwarandes voor de jacht aanlegden en konijnen vreten elk groen blaadje. Eigenlijk hadden de boeren nog het minste schuld, terwijl ze wel de grootste slachtoffers waren.

Het is weer actueel: veranderende omstandigheden waar mensen geen rekening mee houden.

In elk geval: zo rond 1500 was het stuiven volop aan de gang. En pas in de 19de eeuw werd het bedwongen met de grootschalige aanplant van dennenbossen.

Voorwaarde voor stuifzand is zand en wind.  Ten eerste zand: er moet aan het maaiveld kaal dekzand liggen dat stuivingsgevoelig is. Dat is het wat jongere dekzand dat weinig leem bevat. Ouder dekzand met leem ligt te stevig en laat zich door de gematigde Nederlandse westelijke winden niet opwaaien. Ten tweede wind: In Nederland komt de wind uit het Zuidwesten. Maar een windje is niet genoeg. Er moet een open gebied ten zuidwesten van het kale dekzand liggen zodat de wind over een grote lengte kan waaien en dan voldoende kracht heeft om het kale dekzand op te stuiven.

Een stuifzandgebied is grofweg ei-vormig. Ik introduceer de term stuifzandei. Hier zie je een paar van die stuifzandeieren:

Stuifzandeieren in het Ginkelse Zand
AHN

Ten zuidwesten van zo’n ei lag in de Middeleeuwen een open gebied, zoals landbouwgrond, grasvlaktes, veen, in elk geval geen bos. Op een kaal plekje tussen de hei kon de wind zijn spel spelen met zand. Het brongebied van het stuifzand is dus het zuidwestelijke deel van een stuifzandei. Op de uitsnede geeft de donkerblauwe kleur aan dat dit lager ligt: het zand is uitgestoven. Dit zand komt een eindje verder neer waar de wind afneemt, bij een bos of zo. Daar ontstaat een duin dat hoger en hoger wordt: een kamduin waar je op sommige plekken leuk overheen mag lopen. Mountainbikers zijn er ook dol op. Tussen het brongebied en het kamduin ontstaat een kale zandvlakte: nu leuk speelzand, toen een verschrikking.

De Veldhuizerspreng op het AHN
AHN

Een stuifzandgebied breidt zich naar twee kanten uit: het brongebied breidt zich uit tegen de wind in. En ten noordoosten van het kamduin ontstaan nieuwe kamduinen als het zandgebied in het midden ook gaat stuiven. Zo wordt het stuifzand groter en groter en steeds meer onbeheersbaar.

Het stuiven houdt in het brongebied op als al het losse zand weggestoven is. Bijvoorbeeld omdat het grondwater is bereikt zoals bij het Leersummerveld. Of de grond bedekt is met grof zand, steentjes en grind dat tussen het zand zat en niet wegstuift. Dan ontstaat een keienvloertje. Het stuifzandgebied verplaatst zich dan naar het noordoosten.

Mensen hebben van alles geprobeerd om aan het stuifzand hoofd te bieden. Hier zie je de akker van Nieuw-Reemst: aan de westkant hadden de boeren een wal gemaakt om het zand tegen te houden, en die wal beplant met eiken en (waarschijnlijk) dicht struikgewas zoals meidoorns en bramen. Stuifzand bleef in die wal hangen, en zo werd de akker gespaard. De wal is nu een tiental meters hoog duin. De wal heeft overigens wel de akker overstoven: ik zie dat de wal langs de noordrand van de akker aan de andere kant van het duin doorloopt en dan pas naar het zuiden buigt.

AHN Reemst
Reemst

Wallen, dichte hagen, matten op open plekken: het hielp niet genoeg. Tot in de 19de eeuw Staatsbosbeheer werd opgericht en de Veluwe vol dennen werd gezet. Van de 80.000 hectare stuifzand aan het begin van de 19de eeuw, was aan het eind nog 1400 hectare over.

Dat vinden we nu weer jammer. En daarom maakt Natuurmonumenten hier en daar weer corridors open waar ze hopen dat stuifzand weer actief wordt. Maar dan wel beheerst natuurlijk.

De Kom van Otterlo op het AHN
Mossel

Alle afbeeldingen

  • Stuifzandeieren in het Ginkelse Zand
  • De Kom van Otterlo op het AHN
  • AHN Reemst
  • De Veldhuizerspreng op het AHN