Dit keer volgen we het Turfdel. Het Turfdel begint op de Bovenheide bij Wolfheze en komt uit in de Renkumse Beek tussen tenten van camping Quadenoord. We beginnen, zoals altijd bij beekjes, bovenaan en lopen/fietsen met het water mee. Maar het dal staat van begin tot eind droog.

Het is een korte route die niet geschikt is als wandeling: hij begint ergens in het niets, en eindigt ook in het niets. Maar als onderdeel van een grotere wandeling is het een prachtig stukje. Je zou in Wolfheze bij het station kunnen beginnen met lopen, de Bovenheide oversteken, het spoor oversteken bij de Buunderkamp, en dan schuin rechts door het bos door het Turfdel tot camping Quadenoord. Daar kun je langs de beek naar het zuiden lopen. Vroeger kwam je dan uit bij een bushalte onderaan bij de N224 tussen Wageningen en Renkum, maar die is weggehaald. Jammer voor wandelaars.
Het Turfdel dus. Het is een del, een droogdal dus. Droogdalen zijn gevormd in het Weichselien, de laatste ijstijd, die maar liefst 100.000 jaar duurde. Hier lag geen ijs, maar geloof maar dat er witte winters waren, dat de grond dan bevroren was en dat daar sneeuw op lag. In het voorjaar smolt de sneeuw en het smeltwater nam op weg naar beneden de bovenste centimeters van de bovengrond, die het eerst ontdooide, mee. En dat 100.000 jaar lang.
Droogdalen zijn nu herkenbaar aan de brede golvende dalen waarin geen beek stroomt. Of een heel klein beekje, waarbij je je als wandelaar afvraagt hoe zo’n klein beekje zo’n gigantisch dal uitgeslepen kan hebben: niet dus. Het Turfdel is zo’n droog droogdal.
We beginnen op de Bovenheide. Dat is een prachtig veld met Buntgras, mossen, korstmossen en laagblijvende kruiden. Op de foto zie je helemaal niks eigenlijk. Nederlandse hoogteverschillen zijn lastig te fotograferen, bovendien regende het. Maar het lichtbruine deel ligt lager dan het groene waar ik sta. Ik kijk hier naar het zuidwesten.

Het heeft niet zoveel zin door het dal naar beneden te lopen: ik weet niet of het mag, maar het leidt in elk geval tot een hek. Dus we gaan naar de spoorwegovergang in de Buunderkamp en steken de spoorweg over. De spoorweg ligt hier hoog op een dijk: logisch, want die steekt hier het Turfdel over.
We gaan het bos in, lopen/fietsen naar het diepste punt van het Turfdel en gaan rechts het bos in.

Dit is een mooi afwisselend bos. Even verder wordt het zelfs prachtig: een echt mosbos.


Gewoonlijk heb ik niet zoveel met sparrenbossen, maar nu in de herfst wel. Ik ben dol op mossen.
Even verder komen we op een vijfsprong. Er ligt hier geen brug over het Turfdel, maar dat is ook nergens nodig voor: het is niet diep en het is wel droog. Het lijkt eerder een wadi.

We lopen/fietsen verder en komen bij het punt waar in de bodem van het dal een spreng is gegraven. Het is een smalle spreng van minder dan een meter breed, met loodrechte wallen.

De spreng wordt iets breder en nog dieper. Op de kanten groeit Wijfjesvaren en Dubbelloof (een varen met twee verschillend gevormde bladeren).

We komen bij de camping. Op de kaart van Van Geelkercken zien we dat de sprengen van het Turfdel en de Renkumsebeek in 1657 twee eilandjes omsloten. Zie de volgende kaart aan de bovenkant van de beek: hier komt het Turfdel in de beek.
Meer over deze kaart.

Op het AHN liggen deze eilandjes er nog, maar in het bos zien we er niet veel van. Nee, toch wel: het brede pad loopt noordzuid tussen de twee eilandjes door!

Uiteindelijk komen we bij de Renkumsebeek waar de fiets niet verder kan.

Ik loop verder naar het punt waar de spreng in de beek – die hier ook een spreng is overigens – uitkomt.
Op zo’n driehoekige punt waar twee beken samenkomen krijg ik altijd een Titanic gevoel. Niet van het eind van de film, maar van het begin, waar Cate Blanchett met wijd gespreide armen op de voorplecht van de boot staat. Maar ik geef direct toe dat mijn voorplecht minder indrukwekkend lijkt. Als ik nou die Wijfjesvarens had weggehaald, had je kunnen zien dat ik hier op een driehoekige punt sta waar de spreng in het Turfdel van links komt en de Renkumse beek van rechts. Ik ga er deze winter weer eens heen als de varens zijn afgestorven. Ik noem zo’n hoek een hoorn.

Nu in de herfst is dit een prachtig bos om te wandelen. Al die mossen en varens: echt de moeite waard.
Ons boek ‘De Renkumse Heidevelden” gaat over het gebied tussen Ginckel en Renkum, een prachtig wandelgebied. Centraal in het boek staat een proces dat in de17de eeuw gevoerd is tussen gemeente Renkum en provincie Gelderland. Het proces ging erover van wie die heidevelden nou waren en heeft 14 jaar geduurd. Het is een hobbelig gebied vol kleine duinen: ideaal voor bijenkorven en daarvoor werd het toen dan ook intensief gebruikt. Behalve de letterlijke transcriptie bevat het boek uitgebreide toelichtingen, een beschrijving van het gebied, geomorfologie en een wandelroute. Echt iets voor de fijnproever.
Een fraai verhaal. Maar waar heb je naam Turfdel vandaan? Op de kaart van van Geelkercken (GA 1669-0001) zie ik deze naam niet. Wel de Doorenweertse Turfweg, en dat is wel weer spannend. “Turfweg”is een veel voorkomend toponiem, en duidt de functie van zo’n weg: Transport van turf. Van een winningsplaats naar kasteel Doorwerth, denk ik. Zou die turfwinning dan in het Turfdel gelegen hebben? Maar veenvorming in een droogdal is niet voor de hand liggend. Ra ra… Je schrijft in de derde alinea: “Het Turfdel dus. Het is een del, een droogdal dus”. Maar niet elk del is een droogdal, toch?
Hoi Jan, de naam Turfdel komt onder andere voor op de kaart van Van Call. Hij laat de Maanderweg lopen door het Turfdel. Nee dat is niet waar! Hij staat op de kaart van Van Geelkercken. De 17de en 18de eeuwse kaartenmakers hier in de regio gebruikten het woord del voor droge dalen. En dat zijn hier droogdalen die in het Weichselien zijn ontstaan. Dellen of droge dalen kunnen ook anders ontstaan, klopt. Maar hier in ons gebied klopt het denk ik wel. Waarom dit het Turfdel heet, weet ik niet. Ik kan me niet voorstellen dat er veen lag. Er is nog een Turfdel, een zijdal van het Papendal. De Doorenweertse Turfweg liep niet echt door het Turfdel, stak daar wel in de buurt de beek over.
De naam Turfdel laat mij niet los. Turf, zoals wij het kennen, is oorspronkelijk veen, wat ontstaan is in een moerassig dus nat gebied. Niet iets wat in een droogdal voor de hand liggend is. Maar eeuwenlang hebben de boeren op zandgrond gebruik gemaakt van het potstalsysteem om aan voldoende mest te komen. In een potstal werden de uitwerpselen van schapen (en koeien opgevangen. Voor bemesting van weiland werd zand in de potstal gestrooid. Voor akkerbemesting werden heideplaggen of strooisel in potstal gebracht. Maar het is bekend dat er niet altijd voldoende heide beschikbar was om alle boeren tevreden te stellen. En, mogekijk mede, daarom werden ook wel graszoden in de potstal gebruikt. Het Engelse “turf” betekent “grasmat”. Het WNT geeft aan dat “turf” ook “graszode” betekende, en dat de oorspronkelijke betekenis zelfs “zode” zou zijn geweest. Of deze verklaring voldoende hout snijdt weet ik niet. Maar een betere kan ik niet vinden of bedenken. En in de resolutieboeken (“buurtboeken”) is met enige regelmaat sprake van verpachting van het afplaggen van bermen van buurwegen.
Alweer zo’n heldere gedachte. Ik ga hierover met Geert in beraad: hij weet veel meer van oude toponiemen dan ik.