Rossum ligt op een unieke plek in Nederland, namelijk in een gat in de Stuwwal van Twente. Ik noem dit de Rossummerpoort. Dit is een bijzonder doorbraakdal dat ik met een zelfverzonnen woord een ijspoort noem. Het is voorzover ik weet de enige ijspoort in Nederland. Een ijspoort ontstaat doordat het ijsveld erachter groeit en door zijn eigen stuwwal breekt.

Op de volgende kaart zie je de stuwwal met de strekkingsrichting en het dal in het midden (en het hoogste punt bij het rondje). De strekkingsrichting wijst erop dat het grote ijsveld dat de stuwwal heeft opgedrukt in Duitsland lag in het glaciale bekken van Nordhorn.

Op Dinoloket maak ik een doorsnede door Twente van Ootmarsum naar De Lutte, zie het kleine kaartje rechtsonder voor de ligging van de doorsnede.

De doorsnede vertelt het verhaal van de stuwwal en dit dal. Rechtsboven de legenda van de kleuren. Onderop ligt roze DOngen, daarop (links) een flintertje paars RUpel, wat beide niet interessant is voor het verhaal van het dal. Dan volgt grijs DT, wat een logische afkorting is voor ‘gestuwde lagen’. Het is dus inderdaad een stuwwal, en overduidelijk is dat die aanvankelijk doorliep: de stuwwal loopt door onder het dal. Vervolgens is het dal ontstaan dwars door de stuwwal heen. De dalbodem is bekleed met oranje DRenthe: keileem. Keileem is wat op de bodem versmeerd achterblijft als het ijs weg is. Vervolgens is het dal opgevuld met BoXtel: het dekzand van de laatste ijstijd. En dan in het midden tenslotte een snippertje groen HoLoceen: dat zal het beekdal van de Rossummerbeek zijn.
Het keileem betekent dat hier ijs heeft gelegen. Het ijs moet er doorheen zijn gegaan en heeft toen het hele bekken van Hengelo bedekt. Dat bekken is een ander verhaal.
Als ijs een stuwwal opruimt, dan breekt het er niet doorheen maar walst het eroverheen en smeert de stuwwal uit naar voren. Ter plekke van de bult blijft een drempel over. Dus in de ondergrond van dit dal zou DT en DR een drempel moeten vormen. Ik maak een lengteprofiel op Dinoloket.

De ligging van de doorsnede zie je op het kaartje rechtsonder. Het ijs kwam van rechts uit Duitsland. Je ziet helemaal rechts de typische ronde diepe vorm van het bekken van Nordhorn aan het oranje DRenthe keileem. Bij DT stuitte het ijs op zijn eigen stuwwal, en daar is hij overheen gegaan. De stuwwal is versmeerd tot keileem en ja hoor, er ligt een 10 meter hoge drempel in de buurt van Rossum. Mijn dag is helemaal goed. De Rossummerpoort, de enige ijspoort van Nederland.
Gletsjerpoot zou ook een goede term zijn, maar die is al in gebruik voor een ander fenomeen, namelijk een grot onder een gletsjer waar water doorheen stroomt. Vandaar ijspoort, maar zelf bedacht hoor. In Jongmans kom ik het fenomeen niet tegen.
In speciale gevallen kan ijs zelfs een stuwwal wegduwen en dat is hier waarschijnlijk ook gebeurd. Daarvoor moet de ondergrond een goede glijlaag hebben zodat de wrijving tussen stuwwal en ondergrond kleiner is dan de interne wrijving. De nieuwe theorie stelt dat de stuwwal kilometers met het ijs mee vooruit is gebulldozerd en uiteindelijk terecht is gekomen bij Enschede waar het niet verder kon vanwege de oude Tertiaire hoogtes die daar al lagen. De Lonnekerberg als verplaatste stuwwal, wow, indrukwekkend. Ik kom uit Lonneker. Zo’n klein dorp en dan zo’n mooi verhaal.
Rossum heeft nog iets bijzonders: het ligt bovenop een tunneldal.
Het hele verhaal van Oost-Nederland, van Precambrium tot en met de ijstijden bij elkaar? Dat kan! Het is bij mij als pdf te verkrijgen voor 7 euro of bij bol.com als e-boek voor 9 euro.
Volgens Roy van Beek is de laagte tussen Ootmarsum en Oldenzaal ontstaan toen een ijslob in het bekken van Nordhorn doorbrak naar wat hij het bekken van Hengelo noemt. Dat is het door keileemgebied ingesloten dekzandgebied rond Weerselo, waarin zich de beken verzamelen die de Loolee gaan vormen. Eventueel zou bij die doorbraak verplaatst materiaal de grondmorenerug van Enschede zijn gaan vormen.
Dat klinkt deels logisch, en de naam ‘bekken van Hengelo’ zal ik gaan gebruiken. Maar wat niet logisch is, is dat dan de bodem zo plat is. Ijs zakt in de ondergrond, bekijk maar eens een doorsnede door de glaciale bekkens. En die vlakke bodem is geen opvulling, want volgens de doorsnede (Dinoloket) ligt er DT, gestuwd, onder. Een vlakke bodem wijst op water. Maar voor ik de doorsnede zag, had ik dezelfde theorie bedacht: een ijslob vanuit Nordhorn en dat is dan de ijslob die ongeveer heel Twente heeft bedekt, keileem heeft achtergelaten en de hoogte van Enschede heeft opgestuwd.
Ik heb net wat meer doorsnedes gemaakt, en de bodem is iets minder vlak dan ik in eerste instantie dacht. Wel vlak, maar niet watervlak. Dan wordt de theorie van een ijsdoorbraakdal sterker. Dat is dan het eerste ‘aangetoonde’ ijsdoorbraakdal. De Darthuizerpoort is een smeltwaterdoorbraakdal. Het keileem onder het bekken van Hengelo zou dan vooral de versmeerde stuwwal zijn. Op zich kan ijs door een stuwwal breken, maar meestal ontstaat zo een drumlin: de stuwwal verdwijnt niet, maar versmeert tot een drempel. met een staart naar de benedenstroomsekant. Het bekken van Hengelo zal leeggelopen zijn naar het noordwesten, de Drienerlosebeek achterna. De ligging van het kameterras bij Borne in dat rustige zijdalletje beschermd door de stuwwalletjes van Delden is dan wel echt geweldig logisch ineens. De theorie waarbij de hele stuwwal is verplaatst naar Enschede heb ik ook wel eens gelezen, maar volgens mij is die theorie al lang geleden verlaten. Een gletsjer duwt geen stuwwal kilometers vooruit.
Het is niet te geloven, er ligt een drempel. Ik stuur je een foto.
Ik zal even op de doorsnedes moeten puzzelen voordat ik doorheb hoe je die moet lezen. Ik bedenk me nu dat het groene Holoceen waarschijnlijk de Rossumer beek is, want Rossum zelf ligt eigenlijk iets ten westen van de drempel. Ik heb ook ergens gelezen dat het bekken van Hengelo ergens wel aanmerkelijk dieper is (niet de 200 meter van de IJssel, maar toch). Dat kon ook wel eens pas bij Hengelo zijn. En wat ook nog kan is dat de grondmorenerug van Enschede gedrumliniseerde stuwwal is van toen het ijs er helemaal overheen kwam walsen. Want je hebt de boog om het bekken van Nordhorn wel eens doorgetrokken en dan zie je aan de oostzijde bij de Ems ook nog wat gestuwde hoogtes (Emsburen, Lingen) die de hoefijzer om de ijslob af zouden maken. Maar daartussen (zo ongeveer over Schuttorf en Bad Bentheim) geeft de duitse geologische kaart geen stuwlijnen aan. Die gestuwde formaties zijn ergens een keer opgeruimd, en als dat door ijs is geweest kan een deel van dat materiaal best wel eens versmeerd zijn naar het zuiden.
Ik denk dat een deel van de complicaties in het duiden van de ijstijdrestanten in Oost-Twente veroorzaakt worden door de interactie van het ijs met gesteente. Je hebt Bad Bentheim al, waar ik al eens over gespeculeerd heb dat de Nordhorner ijslob daar tijdelijk op is blijven hangen (ook al omdat de hoefijzer er zo mooi overheen loopt). En dan heb je ook nog alle dicht aan het oppervlak liggende veel oudere en geconsolideerde (?) formaties richting het zuidoosten, die al beginnen te dagzomen zo ongeveer naast de grondmorenerug van Enschede. De hoogte van het landschap neemt dicht bij de grens en net daar achter voor Nederlandse begrippen aanmerkelijk toe, en de diepte van de versteende sedimenten schiet eigenlijk zo op de grens enorm omlaag.
Kijk anders voor de lol eens hoe (veel en veel) oudere formaties en ijstijdmateriaal op de kaart liggen bij Osnabruck, Ibbenburen en Bramsche. Ik heb me er nog niet aan gewaagd daar iets van te maken.
Eens met alles wat je schrijft. Het oudere tertiair en Mesozoicum maakt dit lastig. Overigens ontstaan er alleen stuwwallen als er ongeconsolideerde zachte lagen liggen, liefst met een glijlaag zoals klei. Die Eisrandanlage in Duitsland zijn heel vaak geen stuwwallen maar andere tekenen dat het ijs tot daar is gekomen. Zoals je zegt kan zoiets heel goed bij Bentheim en Osnabruck en Ibbenburen het geval zijn.