Onder deursluizen pak ik alle sluizen voor de scheepvaart met slechts een enkele afsluiting. Dus geen schutkolk, alleen een deur die open en dicht kan. Ik zag er bij het Lauwersmeer drie:
- Hinsingosluis bij Zoutkamp (maar die wordt de komende jaren omgebouwd tot schutsluis)
- Munnekezijl in de Lauwers
- Friese Sluis in de Lauwers bij Zoutkamp
Doel van een deursluis
Het doel van een deursluis is om hoog water tegen te houden. Ze zijn dus vooral in zeedijken gebouwd. Net als kokersluizen in zeedijken – zie de Reitdiepsluis – kunnen ze vloeddeuren en ebdeuren hebben, en bovendien een stormvloeddeur aan de buitenzijde. De drie genoemde sluizen rond het Lauwersmeer hebben deze functie verloren, en staan gewoonlijk open.
Onderdelen
Een deursluis bestaat uit drie delen:
- sluislichaam om de deuren rechtop te houden en onderloopsheid en achterloopsheid van het water te voorkomen;
- deuren;
- bewegingswerk om de deuren te openen en te sluiten;
- rinketten in de deuren om het water subtiel weg te laten stromen.
Sluislichaam
Dat zit super stevig en ingewikkeld in elkaar: je kunt je voorstellen dat als je eenvoudigweg houten deuren rechtop in een sloot zet en wacht op de vloed, die deuren snel wegdrijven. En mocht je daar iets op gevonden hebben door middel van een stevige poort met deurposten erin, dat het water dan snel links en rechts van die poort langs stroomt. En als je ook daar iets op gevonden hebt door middel van brede vleugels, dat het water dan onder de deur door gaat stromen. Dus je moet iets heel groots en stevigs maken voor iets relatiefs eenvoudigs als een setje deuren in een sloot, en dat in veengebied…..
Kortom, dit is een wetenschap op zich waar waterbouwers al sinds de 14de eeuw in Nederland mee bezig zijn en welke kunst ze hebben geperfectioneerd. Maar als de sluis af is, ziet een voorbijfietsende leek helemaal niets meer van de constructie onder de grond. Dus hier geen verhandeling, hoewel mijn leerboek hier tientallen bladzijden aan wijdt.
Wat je wel ziet als leek: baksteen en hardsteen. Alle delen waar schepen tegenaan kunnen varen en waar de bewegende deuren tegenaan komen of in draaien zijn van hardsteen (tegenwoordig beton). De rest is baksteen.
Deuren
De deuren zie je wel goed als voorbijfietsende leek. In mijn leerboek staan 11 typen deuren, maar ik kwam bij het Lauwersmeer maar twee soorten tegen: hefdeuren en puntdeuren. De hefdeuren zijn niet zo moeilijk te begrijpen: een schot dat je omhoog haalt. Dat is het normale systeem bij kokersluizen. Bij sluizen waar schepen doorheen moeten kunnen varen hebben hefdeuren een bezwaar: je moet ze hoog genoeg maken. Maar ze hebben ook een voordeel: je kunt ze zo breed maken als je wilt. Moderne schutsluizen zijn vaak van hefdeuren voorzien, dus meer over hefdeuren daar.
Puntdeuren dus. Twee houten deuren die in het midden van het vaarwater in een punt bij elkaar komen; de punt steekt uit naar de hoge kant, dus naar zee. Er bestaan ook sluisjes met een enkele deur, maar je kunt een deur niet oneindig breed maken. Vandaar twee deuren die in het midden van het vaarwater tegen elkaar klappen en door de waterdruk dicht gedrukt worden.
De deuren zitten niet zoals in huis met scharnieren aan de zijkant vast, maar net zoals bij een koelkast aan de boven- en onderkant. Aan de onderkant zit er op de sluisvloer een knop – een taats – en de deur heeft daar een holte die om die knop draait. Aan de bovenkant zit er op de deur een hals die in een opening in het sluislichaam draait. Dit zit allemaal zo in elkaar dat de deur gemakkelijk weggehaald kan worden als hij onderhouden of vervangen moet worden.
De verticale dikke balk aan deze zijkant van de deur heet de achterhar. Aan de andere kant, dus aan de open kant zit de voorhar. Je kunt je voorstellen dat de voorhar de neiging heeft om te verzakken en dan vervormt de deur tot een ruit. Dit heet schranken. Een schuine balk die van boven-voorhar naar beneden-achterhar loopt gaat die vervoming tegen, de schrankschoor. Schrankschoren worden ook gebruikt bij landbouwhekken die vaak veel breder zijn dan hoog, dus waar dit schranken ook een groot risico is.

Omdat de schrankschoor diagonaal loopt, loopt de beplating van de deur ook diagonaal, evenwijdig aan de schrankschoor. Toch kun je die schrankschoor herkennen, want hij is dikker dan de overige platen. De schrankschoor is van hout, want hij vangt duwkrachten op: door de vervorming zou deze diagonaal korter worden, en de schrankschoor duwt de hoeken weer uit elkaar. Op deze foto van de Hunsingosluis zie je in de deuren de dikkere schrankschoor duidelijk van linksboven tot rechtsonder zitten

Als dit niet helemaal duidelijk is, raad ik aan je meccanodoos te voorschijn te halen en met vier staafjes en vier schroefjes losjes een vierkant te maken dat je rechtop houdt. Je ziet dan vanzelf dat de verticale staaf die je niet vasthoudt (de voorhar) naar beneden zakt en dat je vierkant een ruit wordt. Om hier weer een vierkant van te maken, kun je een schrankschoor toepassen die de korte diagonaal uit elkaar drukt.
Je kunt ook iets anders doen: de te lang geworden diagonaal bij elkaar trekken. Dat kan niet met hout maar wel met ijzer. Daarvoor heb je dus een trekstang nodig die van boven-achterhar naar beneden-voorhar loopt. Om die trekstrang aan te trekken, bestaat hij uit twee delen met een schroefdraad en daar omheen een wartel waarmee je de schroefdraden naar elkaar toe trekt. Op de volgende foto – van de coupure bij Lioessens – zit de achterhar rechts en de voorhar links. De schrankschoor loopt van linksboven naar rechtsonder, en de trekstang van rechtsboven naar linksonder (ik zie geen wartel; de deur staat achter een scherm, dus de onderkant kun je niet zien.) De beplating loopt evenwijdig met de schrankschoor. Aan het nut van de trekstang wordt getwijfeld, en de deuren in de Hunsingasluis van de foto hierboven hebben geen trekstang.

Genoeg over deze deuren, hiermee kom je je fietstocht wel door.
Bewegingswerk
De deuren moeten geopend en gesloten kunnen worden vanaf de zijkant. Traditioneel duw je ze dicht met een paal. Bovenop de voorhar zit speciaal daarvoor een metalen muts met knoppen waar je een ring aan de paal omheen kunt doen, zodat je het hout van de deur niet beschadigd. Op de volgende foto zie je die witte muts met twee knoppen – Hunsingosluis – goed zitten (net rechts van de groene kast), maar de paal is verdwenen.
Je trekt de deuren open met een touw of een ketting. Op de kade staat daarvoor een ijzeren kaapstander. Bij de Hunsingosluis zijn deze van groen ijzer en ze werkten met een draailier. Deze werkt niet meer, want ik zie geen touwen of kettingen. Bovenop de hoge vloeddeuren zie je deze groene kasten ook staan. Deze sluis wordt binnenkort opgeknapt en verbouwd tot schutsluis, en dan ziet het er allemaal vast weer picobello uit.

Rinketten in de deuren
Als er schepen liggen te wachten voor de dichte deur, is het niet zo slim om de deuren in een keer open te trekken: dat zou veel te heftig zijn. In de deuren zitten daarom onderaan (onder water) openingen met schuiven ervoor, rinketten. Die moet je kunnen openen als de deuren dicht zijn. Soms is daarom een looppad bovenlangs de deuren gemaakt, waarop de sluismeester heen en weer loopt en de rinketten kan opendraaien. Soms gebeurt het vanaf de zijkant via kettingen die over katrollen lopen – ook dan moet de sluismeester over de dichte deuren heen en weer lopen natuurlijk, maar hij hoeft dan niet wiebelig aan een lier te draaien. Bij de Hunsingosluis staat er bovenop elke deur een witte metalen tandwielkast met een draailier, maar geen looppad.

Op de foto zie je de lage ebdeur, maar de beplating is weg. Wel zie je de schrankschoor, maar daar achter zie je baksteen. Rechtsboven de deur zie je de groene kast – die staat op de kade – waarmee je de deur opentrekt, en midden op de deur zelf zie je de witte tandwielkast waarmee je de rinket onderin de deur (niet aanwezig dus) opent. De sluismeester liep bovenop de deur om bij die kast te komen als hij de rinketten ging open draaien. Bovenop de deur zit daarom een hekje, dat je op de eerste foto nog het beste kunt zien: je zit op de linker deur – een ebdeur – de witte tandwielkast en een hekje. Plus een handvat bij de achterhar zodat hij zich vast kon houden als hij de overstap van kade op deur moest maken? En hoe deed hij dat dan bovenop de vloeddeuren? Ik denk niet dat dit voldeed aan de eisen van de arbeidsinspectie en dat dit bij de renovatie veranderd zal moeten worden.
Tussen de vloeddeur en de ebdeur zie je een holte in de hardstenen muur: dat is een haalkom. Daarin hoort een ding te zitten waar je je boot aan kunt vast maken. Op het eerste gezicht lijkt de Hunsingosluis fantastisch mooi, maar bij beter kijken is hij behoorlijk vervallen. Zoals gezegd wordt hij binnenkort opgeknapt – top!
Bij de Munnekezijl is het bewegingswerk wel aanwezig, maar daar heb ik geen mooie foto’s van. Stom stom.

Op de foto zie je aan beide kanten op de kade een gietijzeren kaapstander staan met de duwpaal om de deuren dicht te duwen en kettingen waarmee je ze weer open trekt met een draailier. Ik zie geen rinketten in de deuren. Op deze foto vanaf de straat – mijn huurfiets wilde ook op de foto – zie je wel goed de mooie witte mutsen op de voorharren met de knop bovenop waar de duwpaal aan bevestigd is. Mij viel vooral op hoe hoog deze sluis is: meters hoger dan het omliggende land: hier werd vroeger echt hoog water gevreesd. Als ik me omdraai – daar heb ik dan wel weer een foto van – zie je dit:

Meters hoogteverschil dus. Toch ook nog maar plaatjes van Google streetview dus, tot ik hier weer eens heen ga:



Ik zie overigens in de deur wel gaten die erop wijzen dat hier wel degelijk rinketten hebben gezeten. Jammer dat die weg zijn.
Ik denk dat je hiermee wel vooruit kunt als je tijdens een fietstocht een deursluis tegenkomt.
Dit is het beste boek in mijn boekenkast over sluizen.
Ik heb kennelijk een goede manier gevonden om toch reacties te plaatsen: beantwoorden !. Ja. enkele tekeningen erbij zou wel duidelijker zijn. Ik lees nog wel een keer, en kan de werking van zo’n sluis denk ik ook voor een belangrijk deel snappen als ik niet alle begrippen kan plaatsen. *********
Nou, mijn ‘Luhmann’ gebruikt veel moeilijke begrippen, maar jij kunt er ook wat van! Niet vaak in enkele dagen zoveel woorden tegengekomen waar ik nog nooit van gehoord had. Overigens drong het nu pas tot mij door, dat de Lauwers een grensrivier is, ***********
Ja dat drong een paar dagen geleden bij mij ook pas door. Waarschijnlijk heet het daarom ook Lauwerszee – hoewel de Lauwers een klein riviertje is – en niet Reitdiepzee of Dokkumerdiepzee – en ik ben inmiddels dol op de streepjes van Emily.
LIKE !
Dank je wel! Is het niet te ingewikkeld? Moeten er geen tekeningen bij?