Het is een prachtige wandeldag en net als vele anderen besluiten E en ik het klompenpad bij Uddel te lopen. We lopen alleen de zuidelijke helft, de noordelijke helft bewaren we voor een volgende fijne zondag.

Dit gebied is geomorfologisch super interessant, want hier liggen ongeveer alle in Nederland voorkomende ijstijdrelicten bij elkaar. Op het klompenpad kunnen we er een paar bekijken.

Het klompenpad begint bij het Uddelermeer. Het Uddelermeer is een pingomeer, zegt men, maar wel het grootste en diepste van Nederland. En als iets zo apart is, ga ik twijfelen of het wel in de juiste categorie zit. Maar er liggen hier meer pingomeren – en ja, voor je reageert, ik ken de term pingoruïne. Ik vind dat een onhandige term. Want een stuwwal is een stuwwalruïne, een doodijskuil is een doodijskuilruïne, en de esker bij Langeveen is een eskerruïne. Alle landvormen uit het Saalien, nu 120.00 jaar voorbij, zijn ruïnes. Vandaar dat ik de term pingomeer introduceer.

Tegen het Uddelermeer aan ligt een Hunnenschans uit de tijd van Adela van Hamaland. Zie verder Wikipedia, het is een fantastisch verhaal.

We lopen naar het zuiden en komen in de vlakte van Meerveld. Hier ligt de oude Meervelderenk. Maar hij is zo plat (en rond) als een pannekoek, terwijl andere enken die ik ken door het eeuwenlang plaggenbemesten bol zijn geworden.

Hoe kan dat? Blijkbaar was plaggenbemesting hier niet nodig want de grond was vruchtbaar genoeg. Ik ga naar Dinoloket en schets -op het beworp – onze route in op de diverse kaarten.

De geologische kaart vertelt het grote verhaal.

Roze is fluvioglaciaal uit het Saalien: smeltwaterstromen vanuit het ijsveld. Donkergeel is dekzand uit het Weichselien. Op onze wandeling komen we verder niets tegen. De grenzen komen niet echt overeen met onze ervaring: waar op de kaart dekzand ligt zien wij grind op de akker (waar we langs een camping lopen). Grind is niet door wind (dekzand) maar door water afgezet (fluvioglaciaal).

De geomorfologische kaart dan.

Ja hebbes. Ons grind (in de ZWhoek van de wandelroute) ligt in een vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen. Het ligt benedenstrooms van een droogdal (Weichselien), zie de grijsgroene baan links onderin; ik zie voor me hoe na een lange winter sneeuw op de stuwwal bij Garderen smolt en naar beneden stroomde, grind en zand meevoerend. Dat werd hier beneden in het dal afgezet. Zo ziet het er inderdaad uit. Alleen klein grind, geen grote stenen die door een gletsjer zijn meegenomen maar klein grut dat door een smeltwaterbeekje is afgezet in een meertje beneden. In dit dal begint de Leuvenumsebeek (of Hierdensebeek).

Ik zie dat de rest van de vlakte van de Meervelderenk ‘glooiing van sneeuwsmeltwaterafzettingen’ is. Dus niet een meerbodem, maar een overblijfsel van smeltwaterstromen en ruggetjes daartussen. Het Uddelermeer en de Hunnenschans (en Uddel) liggen op een dekzandrug.

De bodemkaart is nummer drie.

Donkerbruin is enkeerdgrond: eeuwenlang bemeste akkers. De roze en rode gronden zijn podzols: haarpodzol, laarpodzol, veldpodzol en holtpodzol. Hmm, onderweg zie ik slechts een gat waar ik een bodemprofiel kan fotograferen, en zoals bijna overal, is dat dus haarpodzol.

De laatste kaart is de grondwaterdiepte.

De vlakte is duidelijk een nat dal tussen droge stuwwallen.

Het klompenpad en wij dwalen rond over maisakkers (en andere akkers misschien; het is februari) en coniferenkwekerijen. Ik kijk tussen de coniferen of ik ergens een mooie bodem kan fotograferen: het is diepzwart bemest maar ik zie geen enkele kuil. Dan maar het pad: zwarte grond. Volgens de bodemkaart lopen we hier over veldpodzol. Dat wil zeggen dat hier vroeger water stond en dat humus is uitgezakt naar beneden.

Even verder op een maisakker zien we veel grind en zijn we in het smeltwatermeer – zie geomorfologische kaart – aangeland met als bodem enkeerdgrond: eeuwenlang bemeste akkers.

We lopen verder, lopen de enk uit en komen bij het Groot Zeilmeer. Ook dat is een pingomeer. En het is prachtig – sowieso is februari de beste maand om meertjes te fotograferen. Ik zie een bodemprofiel en dat is een haarpodzol: arme droge grond waar humus is uitgespoeld. Er groeit heide en er staan dennenbomen op.

Even verder komen we bij het Eitje. Dat is geen pingomeer, maar ik ben het boekje kwijtgeraakt waarin stond wat het dan wel was. Volgens Wikipedia is het wel een pingomeer.

We lopen langs de heidevelden van het Kroondomein. Een hoog hek voorkomt dat wij erin en wild eruit kan. Een roedel reeën steekt ons pad over en rent een kilometer langs het hek en kan er niet in. Laten ze toch al die hekken om natuurgebieden zoals dit en Park De Hoge Veluwe weghalen, en ook door natuurgebieden rond stukken waar verschillende runderen wonen en dergelijke. De natuur in Nederland is niet alleen versnipperd door wegen, ook natuurbeheerders versnipperen de natuur met al die hekken.

We komen bij een nat heideveld vol dophei en water. Straks staat hier vast zonnedauw en wolfsklauw. Zo zal heel Meerveld er vroeger uitgezien hebben. En natuurlijk is voedselproductie ook belangrijk, maar wij liepen vooral langs maisakkers = veevoer en coniferenkwekerijen. Oké, het is februari, misschien worden er straks ook wel bieten en aardappels verbouwd.

En dan zijn we alweer bij het Uddelermeer aangekomen alwaar de auto van E staat. Snel op zoek naar pannenkoek. En dan kom ik in Kootwijk mezelf op een verkiezingsbord tegen. Lijst 5.

Oordeel: super mooie tocht.

Alle afbeeldingen:

  • Geomorfologische kaart van de Leuvensebeek
  • De Leuvensebeek op het AHN
  • haarpodzol