In Twente ligt de Hezinger Stuwwal. Hij loopt van Uelsen via Ootmarsum naar Oldenzaal. De rug van Oldenzaal naar Enschede hoort er niet bij. Hoezo niet? Lees met me mee.
Het Grote Verhaal gaat voorbij aan de Twentse bultjes en op wereldschaal is dat ook niet verwonderlijk. Kijk hier maar eens naar een kaart van de ijsgrenzen in Europa en zoek dan Twente en de Sallandse Heuvelrug even op.

Maar goed, gepietlut in de marge is ook leuk. In de Rehburger-fase raken Friesland, Groningen en Drenthe met ijs bedekt en verder ligt er ijs bij Denekamp: daar ligt het grote ijsveld in het Bekken van Nordhorn. Dat ijsveld perst van Uelsen, Ootmarsum, Oldenzaal naar De Lutte een stuwwal op die ik de Hezinger Stuwwal noem. Denekamp ligt daar achter en is bedekt onder honderd meter ijs.
Ik ben nog bezig met het fijnslijpen aan deze serie hoor. Niet alle stukken zijn af, niet alle afbeeldingen zijn te openen, er zitten nog typefouten in etc. Dus erger je niet - 17 maart 2024.
De Hezinger Stuwwal zijn eigenlijk twee stuwwallen, en nee het gat bij Rossum is niet de scheiding. Daarover meer in een volgend hoofdstuk. In het gat tussen Drenthe en Twente ligt de ijstong van Wilsum die bij Uelsen een stuwwal opperst. De stuwwal bij Sibculo is daar het staartje van. In het oosten ligt de ijstong van Nordhorn die een stuwwal bij Ootmarsum en Oldenzaal opperst. Samen noem ik ze de Hezinger Stuwwal: van Sibculo tot De Lutte dus.

Als dit de grootste ijsuitbreiding zou zijn geweest en als hierna het ijs zich teruggetrokken zou hebben, zouden we in Twente (tot en met Texel) de verschillende landvormen hebben kunnen zien die bij de Utrechtse Heuvelrug zo mooi volgens het boekje klaar liggen: stuwwallen, sandr, een grote vlakte ervoor. Door de stuwwal heen zouden enkele bressen liggen, poorten waar smeltwater doorheen is gebroken (er ligt er eentje, maar die hoort toch bij de volgende puzzel), achter de stuwwal in de vlakte bij Denekamp kameterrassen en doodijskuilen net als bij Garderen. Die hebben daar misschien ook wel gelegen maar ik zie ze niet.
Twente ziet er in deze eerste fase zo uit:

Van C kreeg ik een schitterende foto opgestuurd van een ontsluiting in de stuwwal bij Uelsen.

Nou is een stuwwal niet het enige dat een ijsveld maakt. Een ijsveld voert rotzooi mee: bomen, stenen, grind, klei, zand, tot gigantische keien waarmee mensen later hunebedden hebben gebouwd. Als het ijsveld is gesmolten blijft die zooi achter. Dat noemen we keileem. Het keileem van deze Rehburger ijsrand ligt dus ten noordoosten van de Twentse Heuvelrug bij Denekamp en Lattrop, want daar lag toen ijs. Wat zegt DINOloket? Helaas, DINOloket DGM (wat ik meestal gebruik) maakt geen onderscheid tussen keileem en andere afzettingen uit de ijstijd.
Maar DINOloket is meer dan DGM: hier een doorsnede door Twente mbv REGIS:

Rechts zien we het dal dat het ijsveld heeft samengeperst toen het diep in de losse ondergrond wegzakte. Onderin ligt donkeroranje: keileem uit de fase van de Rehburger fase. De grijze bult is de stuwwal bij Ootmarsum die bij dat ijsveld hoort. Het ijs torende daar hoog boven uit: die stuwwallen waren rimpeltjes rond het ijsveld. Over die breuken ten westen van de stuwwal we het al gehad in deel 2: Twente in het Tertiair: de Slenk van Reutum.
Er hoort meer bij zo’n ijsveld: smeltwater van het ijs moest ergens heen. Dat smeltwater stroomde over de stuwwallen, sleet daarin bressen uit, en veroorzaakte zo modderstromen aan de andere kant van de stuwwal, die samenkwamen in een vlechtende woeste rivier.
Hoe zou die woeste vlechtende rivier gestroomd hebben? Dat is niet zo moeilijk: onder de Rehburger ijsrand langs, dus ongeveer de Regge – Vecht en dan ten zuiden van Gaasterland – Wieringen en Texel langs naar de Noordzee. Ten noorden hiervan was alles immers ijs. De oerRegge hoort bij de Oervecht.
Hier ga ik dieper in op de serie landvormen die bij zo’n ijsveld horen, en daarbij had ik de volgende tekening gemaakt. Van rechts naar links zien we het ijsveld met het keileem onder in, de stuwwallen, de modderstromen en tenslotte de vlechtende rivier. Zo zag Twente eruit in de Rehburger fase: Denekamp ligt rechts onder het ijs, Ootmarsum op de stuwwal en Almelo in het dal van de oerRegge. In het gebied tussen Ootmarsum en Almelo stroomde het water over de bevroren ondergrond naar beneden, zand en grind meevoerend. Zo’n vlakte heet een sandr, naar de kustvlaktes van IJsland. Als de kustvlakte van IJsland, zo zag Twente er toen uit.

Bij de Utrechtse Heuvelrug is deze serie nog goed zichtbaar, maar hier in Twente is het ijs naderhand verder opgerukt waarbij het zijn eigen landvormen heeft opgeruimd en uitgesmeerd. Maar laten we eens kijken of Regis iets laat zien. Op de volgende kaart zien we de loop van de woeste vlechtende rivier, de voorloper van de Regge en de Vecht. Wow, mooi hoor. Maar verder maakt Regis geen onderscheid tussen deze laag en de modderstromen ernaartoe. Okee, prima, ik laat het zitten.
Ik weet niet waarom, maar wordpress toont hier een verkeerde afbeelding. Ik houd voorlopig op met te proberen die te vervangen, dat heb ik al vele keren geprobeerd – 15 februari 2024.

Serie Het Verhaal van Twente
Dit is een deel van Het Verhaal van Twente waarin ik de geologische geschiedenis van Twente uiteen rafel in negen puzzels. De Hezinger Stuwwal is een stukje uit de vierde puzzel.
De IIJstijden zijn voor de meeste mensen een “ver van m’n bed show”. Dus of er voldoende belangstelling voor is om het land in te gaan met lezingen? En wie betaalt de onkosten die aan een lezing verbonden zijn, niet in de laatste plaats een enigzins fatsoenlijke vergoeding voor de spreker?
Eens Jan, een praatje bij een lokale historische vereniging zal het maximaal haalbare zijn. Niet dat daar iets mis mee is. Maar de ijstijden als TV-show zal helaas niet gaan.
In Ede is een voormalig industriegebied annex sportterreinen een paar jaar geleden archeologisch onderzocht, want er was nieuwbouw gepland. DIt onderzoek vond plaats in “Ede Zuid”, vanouds een arbeiderswijk ten zuiden van de spoorlijn Utrecht-Arnhem. Een lezing, gegeven door een archeoloog van Archeologisch Onderzoekbureua Raap, trok verbazingwekkend veel toehoorders. Zo’n 120 man/vrouw. Maar ja, de toegang was gratis, en er waren “open dagen” tijdens de opgravingen georganiseerd. En daar kwamen veel mensen op af, die voor een deel ook naar die lezing kwamen.
120 is wel heel veel. Leuk zo’n opkomst, bevredigend voor de organisatie
Verbazend dat je hier zo veel van af weet. Heb je er ooit over gedacht om lezingen te houden over dit onderwerp?
nee, nooit over nagedacht. Heb je een idee?