In de 17de eeuw kalft de Rijnoever bij Wageningen af. De Rekenkamer maakt zich zorgen en in 1615 maakt Bernard Kempinck een kaartje. Lees en kijk met me mee.

Dit is een mooi voorbeeld van het Rijnbeheer in de 17de eeuw: afkalven wilde men tegengaan, niet vanwege de scheepvaart maar vanwege het landverlies.

Op het kaartje zien we het Wageningse havenkanaal en de uiterwaard die we nu ‘de driehoek’ noemen.  Wie de link onder de kaart volgt kan inzoomen tot in het kleinste detail. De kaart is 41 * 55 cm en gemaakt op papier. Het noorden is links.

Het verhaal

Elk jaar voeren commissarissen van de Rekenkamer in Arnhem de Rijn af om de rivier te
inspecteren waarbij ze vooral op zandbanken letten die aangroeiden aan land van de overheid of als eiland in de rivier lagen – niet omdat die het varen bemoeilijkten, maar
omdat ze een zandbank wilden laten aangroeien tot boven de waterlijn waarop dan
wilgen gepoot konden worden – een rijswaard – die vervolgens, als hij nog hoger en droger is
geworden, omgezet zou kunnen worden in vruchtbaar weiland – een weiwaard. Die zouden ze kunnen verpachten en dat leverde de schatkist geld op – het waren dure tijden, want we zitten midden in de oorlog met Spanje.

Elk jaar keken ze zorgelijk naar de Esveltswaard: die brak af, wat men ook probeerde om dat tegen te gaan. Dat doet hij nog steeds, zie de inhammen op bovenstaande luchtfoto en mijn foto hier onder.

Dat de Esveltswaard afbreekt, is niet zo verwonderlijk. De Rijn meandert, buitenbochten schuren uit,
binnenbochten groeien aan. De Esveltswaard ligt in zo’n buitenbocht. Als we dat afkalven van de Esveltswaard niet hadden tegengehouden, had Wageningen nu dichterbij de Rijn gelegen.

In 1900 stroomde de Rijn pal onder de zomerdijk, stevig beschermd met vier kribben.

Nu niet meer, de kribben zijn naar buiten verplaatst. Maar afbreken doet het buitendijkse stuk nog steeds.

Dat zal doorgaan tot de buitenbocht naar beneden is opgeschoven en het gevaar geweken is; dan zal de waard beneden de jachthaven de klos zijn. Buitenbochten schuren immers niet alleen uit, ze verplaatsen zich ook naar beneden.

Genoeg, terug naar de 17de eeuw.

Elk jaar bezoeken commissarissen dus deze Esveltswaard, maar in 1615 neemt Rekenmeester
Henrick van Brienen – dat is een topfunctionaris in Arnhem – zelf de moeite om op 2 mei uit Arnhem
over te komen om het probleem te bekijken, want het probleem is die winter erger geworden. Landmeter Bernard Kempinck gaat mee.

Volgens der Heeren vander Rekeninge belastinge sijn opten tweden dach Maij anno XVI-C ende
vijfthien Henrick van Brienen Rekemeester ende Bernhardt Kempinck lantmeter deses furstendoms
Gelre ende Graeffschaps Zutphen des morgens tijtlick gevaren nae het deel van Manensweert, dat
aende Wageningsche zijde gelegen is und bijden Burgemeester Willem van Esfelt als pachter vande
Heer vanden Dorenweert pantholder gebruijckt wort, om tho besichtigen ende op te nemen die
cribbe die volgens het contract opten XII-en Octobris anno XVI-C darthien tussen gemelte heeren
vande Rekeninge und Johan Buddinck Borgemeester der Stadt Arnhem opgericht van nieuwes was
vuijtgelecht.

Lees de tekst vooral hardop; dan is hij best te volgen. Van Brienen heeft een schitterend handschrift, kun je dat lezen? Dat papier is dus meer dan 400 jaar oud! Leuk is hoe Van Brienen het jaartal schrijft:
XVI-C ende vijfthien. 16honderd15 dus. Hoe de Maneswaard aan weerszijden van de Rijn ligt kun je op de volgende kaart uit 1668 zien. Esveltswaard is de driehoek links; men vond dat dit dus hoorde bij de Maneswaard.

Meer over deze kaart uit 1668 .

Willem van Esvelt, burgemeester van Wageningen, was in 1614 de pachter van Buddingh, burgemeester van Arnhem. Wat ze gaan doen, blijkt uit de lange eerste zin hier boven: ze gaan de krib bekijken die volgens een contract van 12 oktober 1613 opnieuw was uitgelegd. Een krib uitleggen is een krib maken, bouwen, de rivier in leggen, de oever uit leggen. Laten we verder lezen.

Und hebben bevonden die cribbe gelecht te sijn ongeveerlick drie roeden leger als het lijndthecken
ende tuijne daer des heern van Wolffsweert, und der heeren Staten van Gelrelant’s weert scheijdet,
ten eijnde om die selve cribbe op der heeren staten gront te lantwerts in te mogen aenhaelen.

Van Brienen schrijft dat de krib drie roeden lager ligt dan het lijnhek en de heg tussen de waard van
Wolfswaard en van de Staten van Gelderland. Wat is een lijnhek? Boten die de Rijn stroomopwaarts
voeren werden getrokken door een paard. Wij noemen dat meestal jagen (het paard liep over een
jaagpad), maar in de 17de eeuw was lijnen gebruikelijker: de lijn is het touw. Een lijnhek is nodig waar
het paard een heg door moet. De krib ligt dus drie roeden lager dan dit hek, dat wil zeggen verder
naar het westen. Drie roeden is ongeveer 11,5 meter.

En verder? Waarom was het zo belangrijk dat de krib uitstak uit het grondgebied van de Staat? Dat
heeft te maken met het Gelders Waterrecht. Als een zandbank aangroeide aan een waard werd die
het bezit van de eigenaar van de waard. Van Brienen schrijft dat ze diezelfde krib aan de
landschapswaard mogen aanhalen. Wat wil zeggen dat ze de hoek tussen de krib en het land willen
laten opvullen door zand, en dat zand plus de krib is dan van de staat.

Tegenwoordig moeten kribben de Rijn in zijn geul houden opdat de vaargeul op diepte blijft en de
oever niet afkalft. Maar boten waren toen klein en ondiep en de rivier was breed genoeg. In de 17de
eeuw werden kribben gelegd om aangroei van land te stimuleren. Laten we verder lezen.

Indien gebeurden dat t’ eeniger tijt den Wolffwertschen start bij afbreuck quem in te vreten ende
inhaemmich wurde.
Und is aldaer tussen den mit rijschholt bewassen vuijthoeck offe baert aenden start van des heeren
van Wolffswerdt voorss wardt, ende tegensaen den cop van deser lantschaps wart bijlanges ondert
schaar tott aenden nieuwe cribbe wat affsijgendt sants aengevallen, t’ welck der burgermeester
Buddingh tott inden necke vande cribbe heeft doen bepaeten, doch die cribbe met eenen tuijn voor
het oploopen vande beesten doen verwaeren.

Van Brienen schrijft dat de staart, het benedenstroomse uiteinde, van de waard van Wolfswaard,
afbrak, zich invrat en inhammen kreeg. Bovendien is tussen de staart van die waard van Wolfswaard
en de kop van de Esveltswaard zand afgegleden van de oever, wat burgemeester Buddingh direkt heeft doen bepoten met wilgen tot in de nek van de krib en de krib met een vlechtheg heeft beschermd tegen vee. We komen bij de volgende tekst:

Dese cribbe is deser tijt nijet hooge boven waters, edoch apparentelicken also geschapen, datse
tusen het lot daer opp staende wel van selffs sal ophoogen daer sonsten mit verhooginge het
wassende weertholt daer op staende versmoort soude werden. Welverstaende nochtans, dat
evenwel het vuijtterste eijnde een roede twe offe dardehalff tegens den herffst wat sal dienen
opgehaelt, mits verschonende alsdan het jonge daer op staende holt, soe voel alst ommer mogelick
sijn sal.

Van Brienen schrijft dat de krib niet hoog boven water ligt, maar dat hij vast wel vanzelf hoger wordt
doordat zand tussen de wilgen erop blijft hangen. Ophogen lijkt hem een slecht idee, want dan gaan
de wilgen dood. Alleen de laatste 8 tot 12 meter op de punt zou in de herfst wel wat verhoogd
kunnen worden, mits de jonge wilgen daar tegen kunnen.

Van Brienen vervolgt met:

Hij doet goede operatie, unde beschuddet den weert een groot stuck weges jae meer als die holfte
voor wijderen inbreuck, und is daer beneden die diepte nijet so groot, als die was, eer die cribbe was
vuijtgeleijt. Alsoo dat verhopentlick, mit der tijt gelegenheijt sal vallen een nieuw werck tott volle
bevrijdonge des alingen weerts te cunnen vuijtleggen. Maer dient gelet, dat der heer van
Wolffsweert nijet en worde geirritiert, om nieuwe wercken van sijn landt, aende ander zijde des
strooms aff te leggen, waer toe soemen t’ enniger tijt mocht preparamenten sien maecken, wil
nodich wesen op tegenweer verdacht te sijn.

Kortom, de krib werkt goed. De waterdiepte is niet meer zo groot als hij was. Hij hoopt zelfs op den
duur met een tweede krib de aanliggende waard, de Esveltswaard dus, te kunnen bevrijden. Maar hij
wil de heer van de Wolfswaard niet hinderen, want dan zou die aan de overkant – wij zijn gewend
aan het Huis de Wolfswaard aan de Pabstendam, maar het gaat hier om de uiterwaard de
Wolfswaard aan de overkant – daar ook kribben uit kunnen leggen, en dan zou het resultaat weer
teniet worden gedaan. Het was dus een subtiel spel van het proberen om door middel van slim
kribben uit te leggen in de rivier, aan je eigen land zandbanken te laten aangroeien zonder dat de
overburen daar last van hadden, want dan gingen die hetzelfde doen.

In een natuurlijke omgeving is afbraak en aangroei geen probleem en hoort bij een natuurlijk
meanderende rivier, maar wel in Nederland met verschillende eigenaren aan weerszijden van het
water. De een wint waar de ander verliest. Een bron van ruzie, rechtspraken en dus van oude
interessante stukken en kaarten.

De kaart van Kempinck

De titel van de kaart luidt:

Carthe van der Landtschaps weywarth beneden Wageningen aen den Rijnstroom naest boven hett Wageningense gatt gelegen, genoempt Essenveltswarth

In het midden stroomt, van boven naar beneden, een hele brede Rijnstroom. Links daarvan komt daar het Wageningse Gatt in uit, nu het havenkanaal. Het is een strang die kwelwater verzamelt van de stuwwal. Of het een rest is van een oude Rijngeul, betwijfel ik ten zeerste. Daartussen ligt dus Esveltswaard. De strang begint bij de Pabstendam waarlangs Bernard een keurig houten hek tekent. Aan de Pabstendam nog een huisje en een veldje. Er is niet veel veranderd, alleen staan de huisjes nu aan de andere kant.

De tekst in de strang luidt: Den Binnen stranck den man noemt het Wageningense Gat. Langs de Pabstendam schrijft hij Wolffswertsen wey wardt.

In de oever ten westen van de Wolfswaard schrijft Kempinck van alles kriebeligs. Ik lees apstijgendt grindtigh en sandigh cleff . Dit was een klif dus, een hoge steilrand in de buitenbocht van de Rijnstroom, waar in een heftige winter meters grond kon worden weggeslagen. (Bij Kempinck is een a en een o altijd verwarrend. Dus of er opstijgend of afstijgend of iets anders staat?). Hij schrijft erbij Waerden afbraeck anno 1615 10 october. Op 10 oktober 1615 is hier blijkbaar veel grond van het klif afgebroken, maar de kaart is volgens het Gelders Archief van 1614. Dat klopt dus niet.

Hij tekent langs deze oever in de Rijn een krib. Zo te zien is die gemaakt als een serie hekken naast elkaar. Op de plek van een tweede krib die blijkbaar nog gebouwd moet worden schrijft hij in het water 4.5.8.7.6.6.6.6.6.6.6 [gepegelde] diepte opten 10 october ao 1615. Ik houd me aanbevolen voor een verklaring hiervan en een betere transcriptie.  Bij een vierkantje schrijft hij stomp en bij een paar bomen iets als aver boot geknotte wilgen.

Dan de overkant, de binnenbocht in de Betuwe waar grond aanslibt. Hier tekent hij gras en schrijft in het gras Wolfswaertse Rijswaerden.  In het land ernaast schrijft hij, en daarvoor moet je de kaart nogmaals draaien, Wolffswertse Rijswerden ende Landerijen. Ook daar een krib, en daar schrijft hij verlengde kribbe ao 1615. Rechts daarvan tussen het gras Wolfswertse Rijswaerdt ende Aenschott. Daaronder tekent hij een breed strand dat blijkbaar aangroeit waarin hij iets schrijft als opruiend sand. Tot zover de teksten. Het kan goed zijn dat ik hier en daar een letter fout heb hoor, ik houd me aanbevolen voor betere suggesties. En een a kan dus net zo goed een o zijn.

De kribben langs Esveltswaard moeten verder afkalven voorkomen, maar als de Rijn een buitenbocht wil uitschuren, houden kribben van rijshout dat echt niet tegen. Inderdaad ligt hier een beginnende buitenbocht en het land kalft af. De kribbe aan de zuidkant in de binnenbocht is bedoeld om aangroei van land te stimuleren. In een natuurlijke omgeving is afbraak en aangroei geen probleem en hoort bij een natuurlijk meanderende rivier, maar wel in Nederland met verschillende eigenaren aan weerszijden van het water. De een wint waar de ander verliest. Een bron van ruzie, rechtspraken en dus van oude interessante kaarten.

Hij noemt de Wolfswaard: die ligt ten zuiden van de Rijn boven de Maneswaard.

Uit de hoofdtekst blijkt dat Kempinck in maart 1614 de Essenveltswaard had opgemeten behalve de binnenstrang en dat toen de Rijnoever nog niet was afgebroken en dat hij dat stuk nu opmeet. De kaart is dus niet van 1614, maar van 1615. Hierna tekent hij een duidelijke maatstok met een onderverdeling tot 1600 roeden.

De Essenveltswaard ligt er nog net zo maar is nu een gelijkzijdige driehoek. Er zijn plannen om er een zwemplas te maken en om het groene biljartlaken te veranderen in een groen natuurlijk vogelparadijs. Dat vind ik een geweldig idee.

Voor premium abonnees heb ik het verslag van Van Brienen, de transcriptie van de hoofdtekst op de kaart, een toelichting op de maatstok en een artikel dat we hierover hebben gepubliceerd.

Premium inhoud

Premium abonnees zien hier een pdf

Alle afbeeldingen

  • luchtfoto
  • kaart
  • kaart
  • handschrift uit 1614
  • Esveltswaard
  • Maneswaard in 1668
  • Driehoek bij Wageningen
  • Esveltswaard in 1614, kempinck