Ik wil de Heelsumse Beek aflopen van begin tot eind maar dat is veel te ver, zie de reliëfkaart van de Nederveluwe. Het verste punt ligt ten oosten van de A50, ook het Rozendaalse Veld watert af op de Heelsumse Beek. Dat zou een driedaagse tocht zijn. Dus ik begin bij de Zwarte Kolk in het bos achter het Bilderberg hotel aan de Wolfhezerweg.

De Zwarte Kolk vind ik niet, wel een onduidelijk iets wat best een ingevallen gat kan zijn. Even later kom ik bij de spreng van de papiermolenbeek en ga stroomafwaarts kriskras naar beneden.
Even verderop staat een oude geelzwarte grenspaal van Bilderberg en verderop grenspalen van Arnhem.


Even verderop zie ik links de grafheuvel die Oude Dril wordt genoemd, en tenslotte de rest van de duizendjarige den. Ik ga steeds stroomafwaarts naar het hotel want alle sprengkoppen komen uiteindelijk tesamen bij de grote heul bij het hotel. Koffie!

Ik volg de sprengen tot aan de plek met het bankje en de eeuwenoude Wodanseiken. Dit is een oude plek, de geschiedenis is voelbaar. Ik voel hoe boeren deze spreng 500 jaar geleden hebben uitgegraven op zoek naar water en er ter bescherming van de zanderige helling jonge eikjes omheen hebben geplant. ‘Papa, mag ik ook een boompje planten, is het hier goed?’ Ik hoor middeleeuwse kinderstemmen en hun vader, lachend met de kleine boompjes met de eikel onderaan in hun handen. De boompjes staan niet netjes in het gelid, eentje staat langs een andere spreng. Nu oude, knoestige onregelmatige eiken, die mee hebben gemaakt hoe de Spanjaarden, Fransen en Duitsers hier kwamen en gingen. Die kunnen vertellen dat reizigers in dit verlaten gebied werden overvallen door schelmen. Nu wandel ik hier zonder enig probleem.

Kriskras het bos door, op en neer, want dit is een wirwar aan gegraven sprengen. sommige droog, sommige met water. Vrijwilligers houden de boel netjes, in welk ander land zetten vrijwilligers zich in voor het behoud van 500 jaar oud cultuurlandschap.
Ik steek de spreng over en loop verder stroomafwaarts. Links de hoge rand van de stuwwal met bovenop de heide, rechts het Kousenhuisje. Of althans de opvolger daarvan, het oude huisje is afgebrand. Hier werden vroeger kousen gewassen voor de inrichting van Wolfheze, in het heldere water van de sprengen. Voorbije tijd.
Het kousenhuisje ligt aan een stukje verharde weg: dit was de kortste weg tussen kasteel Doorwerth en het nieuwe station Wolfheze. Wat een macht: ik wil een korte route naar het station en dus maak ik een rechte weg ernaartoe. Doet er niet toe of er een boerderij of landerijen in de weg staat: alles is toch van mij. In Wolfheze komt de weg precies bij het station uit, niet de hoofdweg, maar die er vlak naast. Bij Doorwerth is dit de Kasteelweg.
Dit hier is de sandr van Wolfheze . Dit is een uniek gebied, ook op Europese schaal. Een driehoek overblijfrest tussen vier stuwwallen uit de voorlaatste ijstijd, met een kleine uitgang richting de Rijn. De hoge bevroren stuwwallen en het ijs erachter en erbovenop waterden af op deze driehoek en vulden het gat op met puin en zand. Twee beken wateren dit gebied af met een rug ertussen: in het westen de Renkumse Beek en hier in het oosten de grote Heelsumse Beek. Die heeft een immens vanggebied inclusief vliegveld Terlet en de hele Rozendaalse Heide, zie bovenstaande reliëfkaart (AHN). Zijn tentakels reiken tot vlakbij de Posbank en Dieren. De gouden beektijden zijn voorbij sinds Vitens bij La Cabine aan de Amsterdamse Weg, uit dit beekdal miljoenen kuub water wegpompt. Mochten ze hiermee stoppen en overgaan op Rijnwater, tja dan ja dan……
Ik loop verder langs de beek en kom bij een bruggetje.

Dit is een eeuwenoude oversteekplek. Op de reliëfkaart zie je een groot aantal karresporen. Je kunt ze een heel eind volgen tot voorbij de A50. Denk niet te licht over het oversteken van zo’n klein flutbeekje. Ik heb jaren in Afrika gewoond, en het oversteken van een beek met een SUV moet je kunnen en durven. Dat moet in de Middeleeuwen met wagens en houten wielen een hele onderneming geweest zijn. Als je vast komt te zitten, is het afgelopen met je wagen.
Steeds meer sprengen komen samen, tot vlak voor het eind van dit natuurgebied, dat o zo gelukkig door Natuurmonumenten is aangekocht in een grijs verleden, alle sprengen en beken tezamen komen en verder stromen dwars door het land van de Kabeljauw. Een brede beek meanderend door weilanden, schitterend. Wandelaars mogen over het gras verder lopen, gelukkig maar, dat maakt het hier juist zo leuk. Links zie ik de achterkant van kapitale paleizen, waarvan een met een dubbel hek en minstens tien cameras. Welke BNer woont hier en is hij hier wel eens geweest, achter zijn huis bij deze beek waar nu de dotterbloemen volop bloeien? Enkele stuwtjes met watervalletjes reguleren het grote hoogteverschil, en dan verdwijnt de beek onder de vloer van papierfabriek Schut. Op de oudste kaart die ik kan vinden van dit gebied staat hier al een molen ingetekend.
Vlak voor de A50 komt de beek weer tevoorschijn. In de tijd dat de A50 hier gebouwd werd, had men geen oog voor beken: deze prachtige Heelsumse Beek werd in een duiker gelegd en onzichtbaar verder geleid. Maar gelukkig ziet men dat nu anders en zijn hier mooie bruggen gemaakt met fraai gietijzeren hekwerk met ‘Heelsumse Beek’ erin. Een terecht eerbetoon aan een van de mooiste beken in de omgeving.
Nog een klein eindje kan ik verder langs het beekdal, maar dan raak ik hem even kwijt. Het liefst ga ik langs de beek en dan met de duiker onder de weg door, maar laat maar. Ik volg zo goed en kwaad als dat gaat de rand van de Noordberg, maar kan pas bij de punt de Jufferswaard in alwaar ik mijn beek terugvind. De oude monding is bij de Noordberg, maar er is een nieuwe monding gemaakt helemaal aan het andere einde bij de papierfabriek.
Ik volg de beek tot aan dat eind. Helaas mag ik niet bij de enige echte nieuwe monding komen, maar afgezien daarvan: Deze tocht is puur genieten.
Ik heb ook nog een filmpje gemaakt:
Alle afbeeldingen:
meer lezen?
- boek Veluwe Beken en Sprengen van H. Menke : geschikt voor de salontafel en om steeds weer in te bladeren en van te leren. Gedetailleerde informatie over alle beken en sprengen rond de Veluwe. Absolute top.
- boek De Renkumse en Heelsumse Beekdalen van Ruud Schaafsma: net zo mooi als eerstgenoemd, maar dan uitsluitend over deze twee beekdalen.
- liefhebbersboekje over de Jufferswaard, alleen verkrijgbaar bij De Beken in het Renkums Beekdal
De Heelsumse beek heb ik gerenoveerd in 1987 omdat hij gerepareerd was onder leiding van de onderdirecteur gemeentewerken van Oosterbeek. Tijdens die reparatie zijn er fouten gemaakt.Hij heeft riet laten planten in de bocht van de spreng. Kenmerk van een spreng is dat er geen planten in groeien.
Ik begrijp dat er geen planten in een opgeleide molenbeek mogen groeien, want dan raakt de leemlaag beschadigd en lekt het water het dal in. Maar waarom mogen er geen planten groeien in een spreng? Een spreng loopt door het laagste punt van het dal immers.
Waterplanten belemmeren de stroomsnelheid. De spreng loopt aan de dalrand om de spreng op hoogte te houden. De spreng ligt onder een bepaalde hoek zodat de stroming blijft gaan maar niet te snel anders veroorzaakt de snelheid slijtage aan de bodem zoals een beek. zie aanleg spreng.
Wat jij spreng noemt, noem ik opgeleide molengoot. Ik noem alleen het deel dat is ingegraven de spreng. Het lijkt mij handig om die delen van een molenbeek te onderscheiden. Afgezien van die terminologie, denk ik dat je een punt hebt dat een spreng en een opgeleide molengoot beide vrij moeten zijn van waterplanten. Alleen is de leemlaag wel bij de opgeleide goot van belang (want anders loopt het water weg) terwijl de spreng het grondwater aansnijdt en die hoeft dus niet met leem bekleed te worden om weglekken te voorkomen.
Kan mijn reactie niet meer terug vinden. Daarom nog een keer.
Spreng opbouw.
Landmeten werd beoefend door de Grieken, de Romeinen perfectioneerde dat weer.
In Nederland speelde de landmeter een belangrijke rol in de Middeleeuwen en later bij het vastleggen van eigendom en de uitvoering van civieltechnische werken. Vaak werd het beroep gecombineerd met andere ingenieursfunctie, bijvoorbeeld die van wijnroeier of vestingbouwer[2].
Enkele bekende landmeters zijn:
• Willebrord Snel van Royen(1580-1626)
• Jan Stampioen (1610-1653)
• Dirck Rembrantsz van Nierop (1610-1682)
• Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723)
• Jan Albertsz van Dam (1670-1746)
• George Washington (1732-1799)
• Wim Schermerhorn (1894-1977)
Om een spreng te kunnen aanleggen, moet je eerst landmeetwerk verrichten. Meet de hoogte van de kwelbron.
Dankzij de ijstijden die onze bodem gevormd heeft, zijn er bijzondere situaties ontstaan. Voorbeeld is de Overasseltse en Hatertse vennen. Dat is een partij zand in een door leem gevormde badkuip. Daardoor zijn er geen grondwaterstromen met de omgeving. Regen zorgt voor water in dat gebied. Door verbranden van fossiele stoffen, komen er tonnen kunstmest met de regen naar beneden. Daardoor is het water niet voedselarm. Op andere plaatsen, neem Zypendaal, zit een partij leem in de ondergrond, die de neergevallen regen, via een kwelbron weer naar buiten werkt.
Nu moeten wij via een pad de route bepalen van de kwelbron naar de watermolen met behulp van landmeten. Een goed voorbeeld is de Heelsumse beek. De Wolfhezerbeek splitst zich op een gegeven moment, een paar honderd meter voor de Kabeljauw. In de Wolfhezerbeek naar rechts en de Heelsumsebeek naar links. Vanaf de splitsing wordt het een spreng. Om het water op niveau te houden, wordt het geleid over de rug van de helling. Om het water zo hoog te houden ga je een goot maken. Deze goot is opgebouwd uit dik wilgenhout voor de palen en dan tweejarig wilgentenen voor het vlechtwerk.
Vanaf 1600 is bekend dat er wilgen geknot werden op die manier, zoals ik het geleerd heb. Hoe ik dat weet? De manier van sprengen aanleggen is nooit verandert. Dik wilgenhout voor de palen en dan tweejarig wilgentenen voor het vlechtwerk. https://www.youtube.com/watch?v=kLGrZ3cezdE.
Aan de zijkant van de geul zet je wilgenhouten palen met een lengte van 80 centimeter. Waarvan 30 centimeter de grond ingaat dan volgt dit werk. https://www.youtube.com/watch?v=kLGrZ3cezdE.
Dan wordt de mattenwand bekleed met leem. Aan de voet is een dikte van 15 centimeter. Naar boven lopend eindigt de dikte op 5 centimeter. Op de bodem wordt een laag leem gelegd met een dikte van 20 centimeter. Nu denk je dat hij af is maar de final touch ontbreekt nog. Daarom is de Heelsumse beek nog niet af. Nu moet er een laag zand overheen van 3 a 4 centimeter om de kuilen in het leem te dichten zodat het blad wat in de spreng valt geen voedingsbodem kan vormen voor waterplanten.
Het is reuze boeiend en je weet veel van de aanleg van een opgeleide molengoot. Echt top. Dit is een goede aanvulling op dit blog. Dank!
spreng is een waterloop met zijkanten en bodem bestaande uit leem om het water bij een watermolen te brengen. Afhankelijk van de lengte liep een of meerdere mannen tweemaal daags langs de spreng om onregelmatigheden zoals afgebroken takken uit de spreng te halen. Opgeleide molengoot is geen bestaande benaming en is een fantasienaam.
Daarin zijn we het dan niet eens. Ik gebruik de termen als volgt: de spreng is het gedeelte dat in de helling achterwaarts is uitgegraven tot aan het grondwater. Het opgeleide deel langs het dal bovenstrooms van de molen om hoogte te creeren, noem ik opgeleide molenbeek of ook wel opgeleide molengoot (want het is geen beek). De opgeleide molenbeek ook spreng noemen, zaait onnodig verwarring. Het zijn twee verschillende delen, en komen wel vaak samen voor in een molenbeek. Ik wou deze discussie nu graag afsluiten. Je kennis van het beheer van sprengen en opgeleide molenbeken stel ik zeer op prijs, maar een discussie over de terminologie lijkt me niet zinnig.
Ik krijg meteen zin om hond en rugzak te pakken. Wat beschrijf je deze plek mooi!
Mijn beschrijving vangt nog lang niet de magie van dit gebied zelf. Het is daar ongekend mooi.
Mee eens, dit is een van de allermooiste stukjes van Nederland, en dat op loopafstand. 😉
Ik heb daar vroeger wel door heen gewandeld.
Maar zo mooi als jij dat omschrijft kan ik niet.
Sandr leerde ik ooit van mijn docent bodemkunde. Hij verhuisde naar Malden bij Nijmegen en sprak daar over het ontstaan van een Sandr vlakte. Jammer daar is weinig van blijven hangen …
In ieder geval heb ik weer een mooi en leerzaam wandelverhaal van jou gelezen.
Zonnige groet,