Op het eerste gezicht lijken er drie beken te stromen door het Renkums Beekdal: eentje in het midden op het laagste punt en aan weerszijden van het dal een opgeleide molengoot: de Oliemolenbeek aan de westkant en de Hartense Molenbeek aan de oostkant. Dit klinkt logisch, maar zo zit het dus helemaal niet in elkaar.
In het midden op het diepste punt van het dal stroomt uiteraard de natuurlijke beek.
Aan weerszijden hiervan, hoger tegen de helling, liggen de molensloten. Maar dat zijn gecompliceerde sprengenstelsels, niet zomaar een molenbeek.

Een sprengensysteem met opgeleide molensloot is aangelegd door een molenaar voor zijn eigen molen; je mag niet zomaar water van een andere molen stelen. Wat er benedenstrooms van een molen met het water gebeurt, is voor de molenaar van geen belang. Als er geen molen beneden is, stroomt het water vanzelf het dal weer in. Dit water kan ook naar een andere molen worden geleid en dat is in dit beekdal ook gebeurd waar op het hoogtepunt een tiental molens lagen.
Vandaag kijk ik naar het sprengenstelsel aan de oostkant van het beekdal. Van beneden naar boven in het beekdal lagen hier drie molens. Logischerwijs ligt de oudste het meest benedenstrooms. Dat is de papiermolen bij de Bock. Bij Harten werd de volgende molen gebouwd, de Hartense graanmolen. Tenslotte volgde nog verder bovenstrooms de Quadenoordse molen. Voor deze laatste is een nieuw sprengensysteem is aangelegd. Dat is niet het slimste systeem, logisch want de slimme plekken waren al in gebruik door de oudere twee molens. De lange droge spreng uit het noorden hoort hierbij. Het korte nu nog altijd watervoerende sprengensysteem hoort bij de Hartense molen, en ze komen beide bij de papiermolen op de Bock uit.
Nou, als deze inleiding je duizelt: ja dat begrijp ik. Ik wil proberen het duidelijk te maken. Op de volgende ahn uitsnede heb ik de drie sprengenstelsels van de oostkant van het beekdal ingetekend. Van boven naar beneden zien we:
- blauw: de sprengen van de Quadenoordse molen
- rood: de sprengen van de Hartense molen
- blauw: de sloot naar de Bock
Ik geef ook de legger van het Renkums Beekdal. Bij het spoor ligt de beek op 16,72 m+NAP, en bij het gemaal onderin op 7,25 m+NAP. Een hoogteverschil van 9, 47 meter (waterschapse precisie) op een lengte van ongeveer 8 km (afgerond): 1 m verval per km.



Omdat water van boven naar beneden stroomt, begin ik bij de Quadenoordse molen. Dan komen we vanzelf bij de Rijn uit.
De spreng van de Quadenoordse molen
Dit is op de vorige tekeningen de blauwe spreng in het noorden. Op de rechtertekening zien we de hele spreng liggen, de linker voeg ik toe vanwege twee bijzondere waterpunten.
De lange spreng van de Quadenoordse molen begint bij de A12. Daar liggen twee sprengkopjes die mooi onderhouden worden.


Een bijzonder waterpunt is waar de spreng over de twee sprengen van de Hartense molen wordt geleid (en dat al 400 jaar lang), zie op de tekening de twee kruispunten tussen rood en blauw. Onmogelijk om goed op een foto te zetten.


Dus een filmpje.
Indrukwekkend toch? Of ben ik nou de enige die dit leuk vindt? Vanwege natuurbelangen worden tegenwoordig de twee korte watervoerende sprengen meteen naar het diepste deel van het dal geleid. Zo blijft dat goed nat en kunnen daar bijzondere planten groeien. Ik vind dat jammer, en wel omdat vorig jaar de Quadenoordsemolen is hersteld maar die krijgt geen water. Er is volgens mij water genoeg maar dat stroomt onder de molen langs.
Ik loop door naar de Quadenoordse Molen. Naast de schuur de herstelde molen.
Een heel verschil met vorig jaar. Nu nog water

Benedenstrooms van de molen is dit water voor deze molenaar niet meer interessant en komt zijn water uit in de Hartense molensloot.
De spreng van de Hartense Molen
De Hartense molen had een compact sprengensysteem. Erbij horen de eerste en tweede Quadenoordsespreng, de Paradijsspreng, de Bosbeekspreng en de Bosrandspreng. Op de tekening met de rode en blauwe sprengen is het de rode. Deze rode sprengen zijn vrijwel altijd watervoerend, zelfs in de droge zomers van afgelopen jaren stond daar water in.
Benedenstrooms van de Quadenoordse molen ligt een grote vijver of klein meertje. Vanaf hier liggen twee watervoerende molensloten naast elkaar (ik merk dat ik molengoot en molensloot door elkaar gebruik, dat doe ik om de verwarring verder te vergroten; ik bedoel hetzelfde: een opgeleide watergoot langs de helling van het dal die naar een volgende watermolen leidt). Even later komen ze samen, dus ik vraag me af waarom twee kleintjes en niet een grote? Ik vermoed dat de goot die het dichtst bij de helling ligt, afstromend water van de helling opving. Misschien was dit wel vuil afstromend water en moest dit vuil eerst bezinken voor het water naar de molen werd geleid. Misschien was het ook wel minder werk een tweede goot te maken in plaats van de eerste te vergroten. Ik weet het niet, maar het is zo.

Bij Everwijnsgoed wordt de Hartense molensloot via een prachtige ecoduiker onder de Bennekomseweg geleid. Fijn voor beestjes die erlangs kunnen lopen onder de weg door.

De Hartense molensloot loopt nu verder naar De Beken. Moet je eens zien wat een hoogteverschil.

Bij De Beken heeft ook een molen gestaan, maar die is echt weg. Een overlaat zorgt dat de goot niet overloopt: zo nodig wordt teveel aan water in het beekdal gestort.

Ik volg de goot verder, wat betekent dat ik niet het dal oversteek via het prachtige vlonderpad maar verder ga langs de rand van het dal door het bos. Ik kom bij een monument met een grote molensteen. Hier ergens stond de Hartense molen en eindigt dit sprengenstelsel.

De molensloot van De Bock
Vanaf hier loopt de goot naar De Bock met een opvallend groot verschil in waterhoogte met het water beneden in de natuurlijke beek.

Een heel eind kan ik de goot volgen, langs Grunsfoort, de ijsbaan en nog verder. In het veld onder me een hele rij evenwijdige slootjes tussen de molengoot en de beek in het dal, en ik vermoed een vloeiweidesysteem.
Vlakbij de Bokkedijk belemmeren een paar huizen mij op mijn tocht langs de goot, maar ik pik hem weer op na de huizen. Ik raak wel in verwarring, want hier liggen meer sloten, er is een afgesloten stuw die wat mij betreft de verkeerde kant op staat (en dat zal wel niet, dus ik begrijp dit punt echt nog niet), er stroomt een beek in het dal, maar mijn Molenbeek verdwijnt in een duiker onder de Bokkedijk.

Hier ergens stond de papiermolen De Bock, de verre voorloper van Parenco. Hier is zoveel veranderd, hier vind ik het verleden niet meer terug. Maar water stroomt door, dus ik zoek verder.
Beneden de molens
Naast de klinkerweg Aan de Rijn zie ik na honderd meter een duiker, en daar komt hij weer als prachtige beek tevoorschijn. Ik ben gelukkig.

Even later buigt hij af, gaat via een duiker de klinkerweg onderdoor en loopt de uiterwaard in.

Daar staat het water raar hoog. Ik vermoed dat er een verstopping zit en loop langs de beek verder. De verstopping is er, maar ziet er wel bedoeld uit.

Blijkbaar is het plan om dit deel zich wat natuurlijker te laten ontwikkelen. Leuk hoor, eendjes, plantjes en ik genieten. Hier komt ook de natuurlijke beek die op het diepste deel van het beekdal ligt erbij. Gezamenlijk stromen ze verder en tenslotte monden ze samen uit in de Rijn.


meer lezen?
- boek Veluwe Beken en Sprengen van H. Menke : geschikt voor de salontafel en om steeds weer in te bladeren en van te leren. Gedetailleerde informatie over alle beken en sprengen rond de Veluwe. Absolute top.
- boek De Renkumse en Heelsumse Beekdalen van Ruud Schaafsma: net zo mooi als eerstgenoemd, maar dan uitsluitend over deze twee beekdalen.
Het huidige sprengen-gebied van de Renkumse Beek op de interessante kaart van Jan van Call.
Waar de Renkumse Beek de A12 net niet ontmoet (bij de huidige sprengen van de beek) liggen interessante objecten. De kaart van Jan van Call uit 1656, van de Renkumse Heide is bij de beschrijving hiervan erg instructief. (Op deze uitsnede ligt het noorden rechts, en het westen onder).
Van de interessante zaken op de kaart kan in de eerste plaats genoemd worden het Paelbergch Dell , een droogdal vanaf de beek in noordoostelijke richting (het was vroeger gedeeltelijk een nat dal). Aan de noordzijde werd dit dal geflankeerd door de Paelberg. Op de Ginkelsche Heide liggen meer van die heuvelruggen. Door de aanleg van de A12 in de jaren 1940 zijn de oorspronkelijke vormen van de Paelberg en het Paelbergch Dell aangetast.
(op AHN lijkt de Paelberg wel onderdeel van een Paraboolduin).
Op de kaart van Van Call zie je ook dat de huidige sprengen van de beek toen gevoed werden door de Ginckelsche Kolck. Van de beide takken van de beek kwam er eentje uit het oosten, uit het Paelbergch Dell, en er kwam eentje uit het noorden, waarschijnlijk uit het nu Fossiele Beekdal. De Ginckelsche Kolck lijkt een oppervlakte van wel ongeveer 60 X 60 meter te hebben gehad. Op de lage plaatsen aan de noord- en zuidzijde van de A12, kan men nu hier en daar nog plantensoorten (o.a. Pitrus) aantreffen die vochtige omstandigheden aanwijzen in de vegetatie (Schaafsma, 2012).
Net ten zuiden van de Ginckelsche Kolck ging de Maener Wech (of mander straet) over de beek. Deze weg ligt er gedeeltelijk nog. Hij liep van de buurtschap Maanen via Wolfheze naar Arnhem.
Op een detailkaart van dit gebied van Isaac van Geelkercken:
https://www.geldersarchief.nl/bronnen/foto-s-en-films?mizk_alle=Ginckelschen%20kolck
zijn de bochten in de beek goed te zien. Door de regelmatige schoonmaakwerkzaamheden in de voorbije eeuwen liggen ze er nog precies net zo. Om de kaart goed te kunnen interpreteren moet men wel de windroos een kwartslag met de wijzers van de klok mee draaien. Mogelijk zijn die bochten in de beek ooit meanders geweest, maar door het uitdiepen in de harde ondergrond (bekijk de zeer diepe beek ter plaatse) kregen ze niet de kans om, bij zo’n geringe stroomsnelheid, de bochten uit te slijpen en af te snijden.
Op de kaart van Van Geelkercken zie je ca. 200 m ten westen van, en parallel aan, de beek de Wech van Reems. Deze weg kun je met de meeste bochten van toen in het veld terugvinden. Het is jammer dat de boswerkers geen weet hebben van de ouderdom van deze weg (375 jaar); men zou er niet met zulke zware tractoren op moeten rijden.
De Ginckelse Kolck is op deze kaart ook ongeveer 60 X 60 meter.
Geert Nijland