G en ik willen foto’s maken van alle 46 plantengemeenschappen uit het paarse boek van Schaminee.
Ha, ik geloof dat de clue van dit verhaal een lange inleiding nodig heeft. Dit is namelijk geen plantenblog, en nu voeg ik zo maar een nieuw vakgebied toe! Dat maakt het er niet eenvoudiger op.
Volgers van Het Merckendal weten dat we hiermee al langer bezig zijn. In die serie gaan we er uitgebreider op in en daar plaatsen we onze verzamelde foto's.
Even kort voor de andere lezers, en wie weet gaan we hier in een ander stuk wel verder mee.
Wat zijn plantengemeenschappen?
Een plantengemeenschap is een groep plantensoorten die vaak samen voorkomen, omdat ze houden van dezelfde omstandigheden. Om drie plantengemeenschappen te noemen: Naaldbossen; Droge heiden; Rietklasse.
Wie is Schaminee?
Joop Schaminee is hoogleraar aan de WUR in vegetatiekunde. Hij deelt de plantengemeenschappen van Nederland in volgens standplaatskenmerken. Logisch: droog gebied, droogteminnende planten; nat gebied, waterminnende planten. Maar dat levert soms rare dingen op: dan categoriseert hij een bepaalde plek als een bepaalde plantengemeenschap, hoewel de planten die daarbij horen niet voorkomen, maar gezien bodem en morfologie hadden ze er wel voor kunnen komen.
Ik begrijp dat sommige kenners nu diep zuchten, maar die laatste zin is voor mij wel fundamenteel. G en ik zijn geen vegetatiekundigen, en wij moeten regelmatig verbaasd zuchten. Dan zien we een veld met vrijwel uitsluitend Pijpenstrootje (gras) en dan is de plantengemeenschap de Klasse van de Droge Heide, Associatie van Struikheide en Stekelbrem. Ook al komt er op het hele veld geen enkele Stekelbrem voor, nauwelijks heide, en vooral Pijpenstrootje.
Er zijn ook andere manieren van indelen, maar wij houden ons stug aan de theorie van Schaminee die op dit moment de meest gangbare is in Nederland.
Wat is het paarse boek van Schaminee?
Het paarse boek is een veldgids met daarin de 46 hoofd-plantengemeenschappen die Schaminee onderscheidt voor Nederland. De hoofdcategorieen zijn klassen en die zijn onderverdeeld in verbonden, en die weer in associaties. Dan heb je honderden gemeenschappen benoemd.
Is er nog een boek dan, dat je dit ‘het paarse boek’ noemt?
Jazeker, er is ook een deel 2, het gele boek. Daarin worden rompgemeenschappen besproken welke onvolledige associaties of verbonden zijn. De twee boeken samen zijn 6 cm dik.
En dan had er ook nog een derde gids moeten zijn, want hij onderscheidt ook derivaten, maar die staan in geen van de twee gidsen uitgelegd. Wel genoemd.
Zijn het fijne veldgidsen?
Nee. G en ik zijn niet dom, G herkent alle Nederlandse planten en botaniseert al sinds de lagere school. Ik niet, maar ik ben geen nitwit op plantengebied. We raken helaas vrijwel altijd verstrikt in de gidsen als we weer eens een bepaalde plek willen determineren. We komen er vaker niet dan wel uit, maar okee, sommige plekken zijn eenvoudig. Het gaat ons om de lastige plekken. Een van de dingen die echt ontbreken, zijn goede foto’s. Er staan weinig foto’s in, en dan nog vooral detailfoto’s van planten, maar niet van de gemeenschappen.
En daar willen wij wat aan doen. Dus in onze serie Het Merckendal proberen we alle voorkomende plantengemeenschappen goed op de foto te zetten.
En zo gingen we op weg naar het Rozendaelseveld op zoek naar Gaspeldoorn en Brem van r37, de Klasse van de Brem- en Gaspeldoornstruwelen. En ja hoor, gevonden.
We begonnen thuis op de verspreidingsatlas. G gaf op een kaartje aan waar we Gaspeldoorn konden verwachten. Wij op weg: 30 km fietsen op zoek naar een struik met stekels en gele bloemen. Gelukt, precies op de plek waar G het verwachtte:


De gele bloemen zijn op de foto onzichtbaar, maar de struik achter mijn fiets is ongeveer 1,50 meter hoog, zit vol stekels, en bloeit geel. Nergens mee te verwarren. Op de linkerfoto zien we rond de gaspeldoornstruik de spichtige takken van brem (die bloeit nu niet). De Gaspeldoorn is nu niet vol in bloei, maar hier een foto (genomen in de golfbaan van Heelsum) in een andere maand. De foto is helaas onscherp, maar wel geel.

Mij viel op daar bij Rozendael dat we alleen Gaspeldoorn zagen langs het fietspad en niet verder weg op de heide. Is dat toeval?
Weer thuis gaat G op zoek, en ja hoor, in 1981 schrijft Weeda in De Levende Natuur:
Binnen het oude heidelandschap blijkt de soort zich te beperken tot de direkte nabijheid van wegen — vooral verharde wegen, minder vaak zandwegen — en, in sommige gevallen, van afwateringskanaaltjes. Nooit werd Ulex midden in een terrein, ver van wegen of waterlopen aangetroffen.
Daarbij geeft hij een kaartje van de vindplaatsen van Gaspeldoorn (Ulex europaeus) rond Delden.

Ik, nitwit, denk dan dat de botanici keurig op de paadjes zijn gebleven, maar nee, dit is kennelijk een kaart van alle voorkomens. Het is toch niet te geloven.
Hoe kan dit?
Volgens G is Oost-Nederland net iets te droog en te koud voor Gaspeldoorn. Vandaar dat hij de plekken opzoekt die net iets warmer en net iets vochtiger zijn. En dat is langs wegranden dus.