Ongeveer 115.000 jaar geleden smelt in Twente het ijs definitief weg. Dat gaat natuurlijk niet in een zomer, dat moet honderden jaren geduurd hebben waarin gletsjers steeds kleiner worden, permafrost dooit, het ijspakket van honderden meters dikte elk jaar een beetje dunner wordt. Zoiets als we nu ook zien met het opwarmen van de aarde.

Ik heb in februari de serie Puzzelen in Twente herzien. Dit is een nieuw deel, ook nieuw voor trouwe volgers (de serie kwam in 2019 online). In de serie rafel ik de geologische geschiedenis van Twente uiteen in acht puzzels. Dit is de zevende puzzel. 

In Nederland smelt het ijs van het Saalien definitief weg in het Warthestadium. In Duitsland is het dan nog koud en breidt het ijs zich zelfs nog even opnieuw uit (na een eerdere afsmelting – het front ging heen en weer).

De warmere periode na het Saalien noemen we het Eemien. Het heeft ongeveer 10.000 jaar geduurd totdat het weer kouder werd en de laatste ijstijd, het Weichselien, begon. In het Eemien worden geen landvormen gevormd. In deze puzzel kijk ik naar het Warthestadium en het Eemien.

Eemien in Twente

Hoewel dit stuk heet Eemien in Twente, gaat het eigenlijk over het Warthe, het eindstadium van het Saalien waarin het ijs smolt. De landvormen kunnen we indelen in vier groepen:

  • Warthe:
    • het reliëf in Twente en Salland na het afsmelten van het ijs: diepe dalen, hoge stuwwallen.
    • landvormen die zijn ontstaan door het smelten van het ijs: bressen, smeltwaterstromen, sandr, kameterras, kame, doodijskuilen.
    • materiaal dat is achtergelaten door de ijsvelden: keileem, keien, de esker van Langeveen.
  • Eemien:
    • dingen die we nog zien uit het Eemien zelf: niks.

Reliëf na het afsmelten van het ijs

Als het Weichselien er niet was geweest, als we in het Eemien hadden geleefd, dan hadden we niet van Nederland = vlak land gesproken. Op de volgende doorsnede van west naar oost kunnen we dat zien (links het IJsseldal, rechts de Paalberg bij Oldenzaal).

Alles bovenop het oranje Drente moeten we wegdenken. Het IJsseldal links komt tot 80 m -NAP, de Paalberg bij Oldenzaal rechts tot 80 +NAP. Dat is een hoogteverschil van 160 meter. Daar tussen is het land niet golvend zoals nu, maar bobbelig. Hier maak ik een kaartje van waarbij ik de kleuren op het AHN accentueer:

Om de puzzel af te maken, moet ik hier dus de landvormen intekenen die toen het ijs smolt zijn ontstaan (in het warme Eemien zijn in Twente geen landvormen ontstaan). Dat vind ik bijna zonde van deze mooie tekening.

Landvormen die zijn ontstaan door het smelten van het ijs

Bressen

Bressen of doorbraakdalen door de stuwwallen. We hebben natuurlijk al de grote Rossummerpoort gezien, maar daar is de ijstong zelf doorheen gegaan. We kijken nu naar smeltend ijs. Stel je een afsmeltend ijsveld voor dat ingesloten ligt achter stuwwallen. Achter die stuwwallen ontstaat een meer. Op een gegeven ogenblik begint water over de stuwwal heen te sijpelen en binnen de kortste tijd heb je een dijkdoorbraak en stroomt het meer leeg.

Het is lastig dit te herkennen in de fragmentarische stuwwallen van Twente en Salland, maar in de Sallandse Heuvelrug zullen wel degelijk bressen zitten die ontstaan zijn door smeltwater. Salland en Twente lijkt meer op bressen met hier en daar nog een restje stuwwal dan andersom.

Smeltwaterstromen

Het ijs smelt dus. Waar gaat het smeltwater heen? Waarom vind ik daarover niets in de literatuur? Mijn referentiekader is de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug. Benedenstrooms daarvan liggen de restanten van de smeltwaterstromen zoals sandrs. Dat zijn restanten van modderstromen en puinwaaiers waar smeltwater door bressen in stuwwallen naar de grote dalen van de Rijn en de IJssel stroomde. Maar waar stroomde het smeltwater van de ijstong in het bekken van Hengelo heen? En de ijstong in het bekken van de Regge? Uiteindelijk moet al dat water naar de Rijn zijn gegaan, maar waarom zijn daar dan geen sporen van?

Via de twee tunneldalen, het AA-dal en het HH-dal? Via dit fossiele dalsysteem door de Achterhoek (lichtgroen op de volgende tekening):

bron: AHN, bewerking: Mathilde, 2019

Dat kan en dat klinkt zo logisch. Maar hoe kan het dan dat de twee tunneldalen elkaar kruisen bij Haaksbergen? Ooit van twee kruisende rivieren gehoord? En waarom zijn deze dalsystemen dan niet blijven bestaan, net zoals het dal van de Rijn en de IJssel? Het huidige afwateringspatroon staat loodrecht op deze twee tunneldalen, hoe kan dat? Er klopt iets niet en ik begrijp er niets van.

Sandr

Sandr is een IJslands woord, en kijk even op google naar de grote kustvlakten onder de gletsjers en je ziet wat sandr is. Sandr is dus het restant van modderstromen en vlechtende smeltwaterrivieren. In sandr zit klei, zand en grind enigszins geordend in banen. Hier meer over sandr in Nederland.

Sandr is een harde ondergrond, goed gedraineerd en met een vlakke bovengrond (enigszins hellend). Het is ideaal voor vliegvelden. En ja hoor, vliegveld Twente bij Lonneker ligt op sandr – zucht, in de nieuwste versie van de geomorfologische kaart heet dit een gordeldekzandvlakte. Tja, dat is een stap terug in de logica, zo komen we niet verder.

Kameterras

Kameterras is het andere uiterste: het is een afzetting in stilstaand water. Rustig zakt klei naar de bodem en vormt daar een gelaagde afzetting. Hier meer over kameterras in Nederland. En in Twente? Er zijn twee goede kandidaten: in de beschutte dalen in de ronde stuwwallen van de Sallandse Heuvelrug en van Delden-Borne kunnen heel goed meren hebben gelegen. En ja hoor, bij beide liggen kameterrassen.

Op de linker tekening zien we de Sallandse Heuvelrug. De kameterrassen heb ik met roze omcirkeld. Op de rechter tekening zien we de stuwwal van Delden-Borne. Hier is het kameterras een vlakje ten westen van Borne – zie dunne bruine lijntje – dit zijn nu sportvelden.

Ik zie ook een kanshebber voor kameterras bij Tubbergen, maar de geomorfologische kaart geeft dat niet aan – schreef ik in 2022 bij een concept van dit artikel, en ja hoor, bij de laatste wijziging is er ook bij Tubbergen een kameterras bijgekomen, en een grote sandr verdwenen. Zo blijf ik bezig…..

Kame

Kame (spreek uit keem, maar daar heb ik geen zin in). Sorry voor de verwarring maar kame is echt iets anders dan kameterras. Kame zijn restheuvels van smeltwaterstromen bovenop een gletsjer: in een depressie in het ijs bovenop de gletsjer verzamelt zich zand, grind, stenen. Als de gletsjer smelt, zakt dit materiaal naar beneden en blijft op het land liggen. Het vormt daar rare onregelmatige heuveltjes. Op de geomorfologische kaart staat in Twente geen kame ingetekend.

Elders lees ik iets heel anders over kame: kame zou de afzetting zijn tussen twee afsmeltende brokken ijs in. Op de volgende tekening zou kame dan het gespikkelde spul zijn. Wat hiervoor pleit, is dat kame en kettle altijd samen wordt besproken. Wat hiertegen pleit, is dat deze kettles ook in ruwe smeltwaterstromen kunnen voorkomen, absoluut niet perse in rustig stilstaand water. Kame is wel echt een meer-afzetting.

Doodijskuilen of sollen

Een doodijskuil (Engels kettle) is een kuil die is ontstaan doordat in de smeltwaterstroom een groot brok ijs lag dat nog niet was weggesmolten. Terwijl het daar lag, hoopte eromheen zand en grind zich op; het brok ijs nam zijn tijd om weg te smelten. Toen het eindelijk gesmolten was, was de smeltwaterstroom inmiddels ook opgehouden, en lag er op de plek van dat brok ijs een kuil.

tekening: Mathilde, 2018

In Duitsland wordt een doodijskuil met water erin een Soll genoemd. Aangezien wij op de Veluwe ook een Sols gat hebben, houden we die naam er maar in. (Niet te verwarren met het Solsche gat in het Speulderbos; dat is namelijk geen sol maar een leemkuil).

Bij Garderen liggen prachtige doodijskuilen, en het kan niet anders dan dat ze ook in Twente liggen. Maar hoe herken je ze nu nog na 115.000 jaar? Op de geomorfologische kaart worden ze in Twente niet aangegeven. In de omgeving van Weerselo zie ik best een paar kandidaten.

Achtergelaten door het ijs

Als een ijsveld dan na honderden jaren helemaal weg is gesmolten, zien we de puinhoop die het achtergelaten heeft.

Keileem

Keileem is het spul dat op de grond achterblijft nadat een ijsveld is weggesmolten. Het is een mengsel van leem, zand, grind en stenen, keien tot duizenden kilo’s zwaar. En de overige troep die het ijs heeft meegesleurd: bomen, dode dieren. Geologen noemen dit de Laag van Gieten. Op DINOloket DGM, die ik meestal gebruik, wordt keileem niet onderscheiden van sandr: het is beide de Formatie van Drente. Maar op DINOloket REGIS wel.

Afgezien van het grote keileemveld onderin de IJsselvallei en het Vechtdal, ligt het in Twente op drie plekken: in het oosten achter de Twentse Heuvelrug, in het westen waar de ijstong van Vroomshoop naar het zuiden uitgroeide, en plukjes tussen die twee gebieden in als restant, vermoed ik, van de ijstong van Wilsum.

Keileem is in Twente veel gebruikt om bakstenen van te maken.

Keien

De meeste dorpen in Twente hebben wel een grote kei. Ik kom uit Lonneker, en ook daar ligt een kei. Naast die kei is Galerie Urinoir Bezet. De kei met de naam Lonneker kei ligt overigens in Enschede voor het Rijksmuseum (27.000 kilo).

Ik google op zwerfkeien en kom op de site van een bedrijf dat handelt in zwerfkeien. Citaat:

Zwerfkeien zijn onderhoudsvriendelijk, slijtvast en hebben een lange levensduur.

Ik vind dat wel humor. Die dingen blijven wel een miljard jaar goed in je tuin zonder dat je er veel aan hoeft te doen.

Op mijn puzzel met het reliëf teken ik de landvormen van het smelten van het ijs in het Warthestadium (het laatste stadium van het Saalien) in. Dit is wel globaal hoor, pin me niet vast op een kilometer. Kleine plukjes keileem heb ik weggelaten (ik kon bij het verder inkleuren me steeds minder goed oriënteren.)

Puzzel 7 = Eemien. huid = esker + tunneldalen. lever = sandr. roze = keileem. paars = kameterras.

Overblijfselen uit het Eemien

Geomorfologisch is er niets te vinden uit het Eemien, maar wel archeologisch. Hier leefden toen mammoeten, oerossen, leeuwen, beren. En mensen. In het Eemien leefden Neanderthalers. Zij woonden in grotten, en die hadden we hier niet, dus archeologen denken dat Neanderthalers hier niet vast hebben gewoond. Maar ze hebben hier wel gejaagd. En vuistbijlen van vuursteen nagelaten die we hier en daar in musea kunnen bewonderen. Ook slagtanden van mammoeten worden veelvuldig gevonden.

Na het Eemien volgt weer een ijstijd. De mammoeten en andere grote zoogdieren en ook de Neanderthalers bleven hier komen ook toen het kouder werd. Dus het is niet zo dat alle vuurstenen vuistbijlen en slagtanden van mammoeten uit het Eemien stammen, ze kunnen ook van later zijn.

Alle afbeeldingen

1 / 10