Een spreng is een gegraven bovenstroom van een beek met als doel meer water beneden in de beek te krijgen. Het is geen kanaal dat als doel had een verbinding van A naar B te maken. Het is ook geen sloot, wetering, grift, graaf of al die andere Nederlandse woorden die wijzen op een gegraven afwatering van hoger gelegen gronden.

Naast veel sprengen ligt een wal waar de gravers de vrijgekomen grond neergooiden.
Waarom werden sprengen gegraven
De meeste sprengen zijn gegraven rond de vijftiende eeuw, met schop en kruiwagen. Ze zijn toen gegraven om een watermolen of een wasserij benedenstrooms van voldoende water te voorzien. Daartoe zochten de gravers de richting van waterstroompjes in een beekdal op en groeven dan verder achterwaarts en zo diep dat het grondwater de spreng in ging stromen. Ook zijstroompjes werden achterwaarts uitgegraven. Ze groeven net zo lang en net zo ver door tot de beek voldoende water had voor de industrie verder beneden.
Andere sprengen zijn gegraven om grote tuinen van landgoederen op de Veluwe te verfraaien tot kleine Zwiterse paradijsjes vol waterwerkjes en rotspartijen.

Waar komen sprengen voor
Sprengen zijn typisch voor de zuid- en oostrand van de Veluwe. Maar ook op de Utrechtse Heuvelrug zijn er een paar, net als bij Ootmarsum en in Montferland. De stelsels in het zuiden en oosten van de Veluwe zijn indrukwekkend groot, diep en complex met vele zijtakken. Bijvoorbeeld in het Renkums Beekdal en het Heelsums Beekdal. Maar de oostkant van de Veluwe is kampioen met bijvoorbeeld bij Eerbeek en bij Loenen, Epe, Vaassen en Apeldoorn uitgestrekte sprengenstelsels. Ik moet er niet aan denken dat ik dat zou moeten graven met schop en kruiwagen. Ik vermoed dat de gravers er tientallen jaren aan gewerkt hebben, misschien elk jaar een tiental meters in het seizoen waarin ander werk stil lag. Maar niet in de winter als de grond bevroren is. Wat een klus. De stelsels werden onderhouden zolang de watermolens nuttig waren. Rond het begin van de 20ste eeuwen raakten ze in verval.
De sprengkop
Het hoogste punt van de spreng, de bron zeg maar, heet de sprengkop. Dit is vaak een ronde kom, een klein vijvertje, waar de spreng begint. Vaak zijn de steile hellingen beschoeid om inzakken te voorkomen. De eerste foto toont een vervallen sprengkop van de Seelbeek bij Heveadorp.

De Warnsbornsebeek heeft wel een mooie sprengkop.

De Beekhuizerbeek heeft de grootste die ik ken:

De Quadenoordse Molenbeek in het Renkums Beekdal heeft een dubbele kop. Op de volgende foto te zien als een V onder het pad waar de auto’s staan: gewoonlijk staan daar nooit auto’s maar vrijwilligers waren daar de sprengkop aan het schoonmaken en iemand maakte een foto met een drone.

Bekijk op bol een geweldig boek over beken en sprengen op de Veluwe.
Spreng opbouw.
Landmeten werd beoefend door de Grieken, de romeinen perfectioneerde dat weer.
In Nederland speelde de landmeter een belangrijke rol in de Middeleeuwen en later bij het vastleggen van eigendom en de uitvoering van civieltechnische werken. Vaak werd het beroep gecombineerd met andere ingenieursfunctie, bijvoorbeeld die van wijnroeier of vestingbouwer[2].
Enkele bekende landmeters zijn:
• Willebrord Snel van Royen(1580-1626)
• Jan Stampioen (1610-1653)
• Dirck Rembrantsz van Nierop (1610-1682)
• Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723)
• Jan Albertsz van Dam (1670-1746)
• George Washington (1732-1799)
• Wim Schermerhorn (1894-1977)
Om een spreng te kunnen aanleggen, moet je eerst landmeetwerk verrichten. Meet de hoogte van de kwelbron.
Dankzij de ijstijden die onze bodem gevormd heeft, zijn er bijzondere situaties ontstaan. Voorbeeld is de Overasselte en Hatertse vennen. Dat is een partij zand in een door leem gevormde badkuip. Daardoor zijn er geen grondwaterstromen met de omgeving. Regen zorgt voor water in dat gebied. Door verbranden van fossiele stoffen, komen er tonnen kunstmest met de regen naar beneden. Daardoor is het water niet voedselarm. Op andere plaatsen, neem Zypendaal, zit een partij leem in de ondergrond, die de neergevallen regen, via een kwelbron weer naar buiten werkt.
Nu moeten wij via een pad de route bepalen van de kwelbron naar de watermolen met behulp van landmeten. Een goed voorbeeld is de Heelsumse beek. De Wolfhezerbeek splitst zich op een gegeven moment, een paar honderd meter voor de Kabeljauw. In de Wolfhezerbeek naar rechts en de Heelsumsebeek naar links. Vanaf de splitsing wordt het een spreng. Om het water op niveau te houden, wordt het geleid over de rug van de helling. Om het water zo hoog te houden ga je een goot maken. Deze goot is opgebouwd uit dik wilgenhout voor de palen en dan tweejarig wilgentenen voor het vlechtwerk.
Vanaf 1600 is bekend dat er wilgen geknot werden op die manier, zoals ik het geleerd heb. Hoe ik dat weet? De manier van sprengen aanleggen is nooit verandert. Dik wilgenhout voor de palen en dan tweejarig wilgentenen voor het vlechtwerk. https://www.youtube.com/watch?v=kLGrZ3cezdE.
Aan de zijkant van de geul zet je wilgenhoute palen met een lengte van 80 centimeter. Waarvan 30 centimeter de grond ingaat dan volgt dit werk. https://www.youtube.com/watch?v=kLGrZ3cezdE.
Dan wordt de mattenwand bekleed met leem. Aan de voet is een dikte van 15 centimeter. Naar boven lopend eindigt de dikte op 5 centimeter. Op de bodem wordt een laag leem gelegd met een dikte van 20centimeter. Nu denk je dat hij af is maar de final touch ontbreekt nog. Daarom is de Heelsumse beek nog niet af. Nu moet er een laag zand overheen van 3 a 4 centimeter om de kuilen in het leem te dichten zodat het blad wat in de spreng valt geen voedingsbodem kan vormen voor waterplanten.
Omdat het een heel verhaal is, leg ik het de volgende keer uit, de bouw van een spreng. De Seelbeek bij Heveadorp is geen spreng maar een beek. Toen wij er in 1988 aan bezig waren kwamen wij erachter dat de beek een grensrivier was en daarom mocht er geen watermolen gebouwd worden. Zoekwerk bibliotheek Arnhem.
hoi Harry, ik vind het bijzonder leuk dat je meedoet, daar wordt de informatie alleen maar beter van. De Seelbeek is inderdaad een beek. Alleen in de Elsthegge, waar hij ontspringt, zijn sprengen gegraven. Die staan al op de oudste kaarten uit de 17e eeuw, maar daar heeft nooit een watermolen onder gelegen. Iets lager zie je nog wel een bluswatervijver en de filterkelder. Die horen bij de proefboerderij en de fabriek.
Spreng opbouw.
Landmeten werd beoefend door de Grieken, de romeinen perfectioneerde dat weer.
In Nederland speelde de landmeter een belangrijke rol in de Middeleeuwen en later bij het vastleggen van eigendom en de uitvoering van civieltechnische werken. Vaak werd het beroep gecombineerd met andere ingenieursfunctie, bijvoorbeeld die van wijnroeier of vestingbouwer[2].
Enkele bekende landmeters zijn:
• Willebrord Snel van Royen(1580-1626)
• Jan Stampioen (1610-1653)
• Dirck Rembrantsz van Nierop (1610-1682)
• Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723)
• Jan Albertsz van Dam (1670-1746)
• George Washington (1732-1799)
• Wim Schermerhorn (1894-1977)
Om een spreng te kunnen aanleggen, moet je eerst landmeetwerk verrichten. Meet de hoogte van de kwelbron.
Dankzij de ijstijden die onze bodem gevormd heeft, zijn er bijzondere situaties ontstaan. Voorbeeld is de Overasselte en Hatertse vennen. Dat is een partij zand in een door leem gevormde badkuip. Daardoor zijn er geen grondwaterstromen met de omgeving. Regen zorgt voor water in dat gebied. Door verbranden van fossiele stoffen, komen er tonnen kunstmest met de regen naar beneden. Daardoor is het water niet voedselarm. Op andere plaatsen, neem Zypendaal, zit een partij leem in de ondergrond, die de neergevallen regen, via een kwelbron weer naar buiten werkt.
Nu moeten wij via een pad de route bepalen van de kwelbron naar de watermolen met behulp van landmeten. Een goed voorbeeld is de Heelsumse beek. De Wolfhezerbeek splitst zich op een gegeven moment, een paar honderd meter voor de Kabeljauw. In de Wolfhezerbeek naar rechts en de Heelsumsebeek naar links. Vanaf de splitsing wordt het een spreng. Om het water op niveau te houden, wordt het geleid over de rug van de helling. Om het water zo hoog te houden ga je een goot maken. Deze goot is opgebouwd uit dik wilgenhout voor de palen en dan tweejarig wilgentenen voor het vlechtwerk.
Vanaf 1600 is bekend dat er wilgen geknot werden op die manier, zoals ik het geleerd heb. Hoe ik dat weet? De manier van sprengen aanleggen is nooit verandert. Dik wilgenhout voor de palen en dan tweejarig wilgentenen voor het vlechtwerk. https://www.youtube.com/watch?v=kLGrZ3cezdE.
Aan de zijkant van de geul zet je wilgenhoute palen met een lengte van 80 centimeter. Waarvan 30 centimeter de grond ingaat dan volgt dit werk. https://www.youtube.com/watch?v=kLGrZ3cezdE.
Dan wordt de mattenwand bekleed met leem. Aan de voet is een dikte van 15 centimeter. Naar boven lopend eindigt de dikte op 5 centimeter. Op de bodem wordt een laag leem gelegd met een dikte van 20centimeter. Nu denk je dat hij af is maar de final touch ontbreekt nog. Daarom is de Heelsumse beek nog niet af. Nu moet er een laag zand overheen van 3 a 4 centimeter om de kuilen in het leem te dichten zodat het blad wat in de spreng valt geen voedingsbodem kan vormen voor waterplanten.
Mathilde, uit jouw tekst begrijp ik dat jouw kennis van sprengen niet zo groot is, als ik verwacht had. Ten eerste zijn er beken die natuurlijke waterlopen heten. Dan zijn er sprengebeken. Dat zijn beken die doorkruist zijn met werkzaamheden waardoor dat stuk niet meer waterdragend is en dan wordt er een stuk spreng in gelegd. De sprengen zijn waterlopen gemaakt door mensenhanden net een economisch doel, een watermolen bijvoorbeeld, te laten draaien.
hoi Harry, waar beweer ik iets anders dan?
Het gaat niet zozeer om wat jij zegt, maar meer hoe jij de woorden beek, sprengenbeek en spreng gebruikt. Omdat ik altijd gefascineerd ben door het landschap met zijn bomen en water, wilde ik naar de bosbouwschool. Er waren zeker betere leerlingen, dus ik mocht niet komen. Als alternatief ben ik naar de middelbare tuinbouwschool gegaan, want daar kreeg je ook bomen. Na 5 jaar werk als hovenier en bij de derde aanmelding mocht ik wel komen op de middelbare bosbouwschool. Naast cultuurtechniek moest ik 2 groene vakken kiezen. Kon ik niet. Toen zei ik doe ze alle vier maar. Milieubeheer, natuurbeheer, recreatievoorzieningen en landschapskunde.
Na mijn school ben ik begonnen met de renovatie van de Heelsumse beek. Wat was daar mis? Ten eerste had de onderdirecteur gemeentewerken er waterplanten erin laten zetten wat de snelheid van het water beperkt of zelfs stopt. Ten tweede zaten er kuilen in de bodem waardoor het in het water gevallen blad een voedingsbodem vormt voor waterplanten. Een goede spreng heeft een zelfreinigend vermogen en wordt al het blad afgevoerd met de stroom.
Mooi blog
Vrolijke groet,