In Friesland en Drenthe liggen meer dan 1000 ronde meertjes met een wal eromheen. In sommige staat water, andere zijn moerasjes vol planten en veenmos en vele zijn gevuld met bodem en opgegaan in de omgeving en alleen zichtbaar voor wie er goed op let. De laagte is altijd wel herkenbaar in het veld; de wal niet altijd, maar is op het AHN wel te volgen. Deze omwalde laagtes zijn pingokuilen (analoog aan doodijskuilen).

Er liggen ook een paar pingomeren en pingokuilen in Overijssel en Gelderland overigens. Recent is er eentje in Salland ontdekt, en op het Garderenseveld liggen alle leuke glaciale landvormen bij elkaar, dus ook pingomeren.

Er worden verschillende termen gebruikt. Het vaakst zie ik pingoruines, ik vind dat een lelijk woord voor een mooi fenomeen. Op de geomorfologische kaart staat pingoresten, maar dat leest niet lekker (ik leg dan de klemtoon op de o, op zijn engels). Daarom gebruik ik hier pingomeren en pingokuilen. Daar zit geomorfologisch geen verschil tussen. De meeste pingomeren zijn pingokuilen die zijn uitgegraven om veen te winnen.

Pingo’s zijn ontstaan tijdens de slotfase van de laatste ijstijd en zijn dus zo’n 120.000 jaar jonger dan stuwwallen en bijvoorbeeld doodijskuilen. Pingokuilen zijn met hun 10.000 jaar piepjong en een van de nieuwste leuke landschapsfenomenen van Nederland.

Hoe ontstaat een pingo

Een pingokuil is het restant van een pingo. Een pingo is in het Inuit een ‘berg die groeit’. De berg groeit door een ijslens in de grond die kan aangroeien tot een behoorlijke berg. In Canada komen pingo’s voor van vijftig meter hoog en driehonderd meter doorsnede. Die ijslens is bedekt met de grond die er bij het begin van de vorming al op lag.  Bij het doorgroeien van de pingo glijdt de grond naar beneden en vormt een wal om de berg heen.

Waar komt het water van de ijslens vandaan? Er zijn twee mogelijkheden, en die komen beide in Nederland voor. Dus gaan we de pingokuilen splitsen in twee groepen. Het vervelende is dat ik nergens lees welke kuil bij welke groep hoort, maar als je het systeem wat beter snapt, zie je dat vanzelf in het veld.

Pingo’s aan de voet van een helling

Bij pingo’s aan de voet van een helling van een stuwwal, kan het water dat nodig was om de ijslens te vormen van boven komen. Zoals op en onderaan hellingen altijd kwelplekken ontstaan. Daar kan in een ijstijd een pingo vormen. Dit lijkt mij de ontstaanswijze van de pingokuilen op het Garderenseveld en Salland.

Pingo’s bovenop het Drents Plateau

Bovenop het Drents Plateau liggen honderden pingokuilen en pingomeren. Hier moet een ander mechanisme hebben plaatsgevonden.

Hier mijn zelfgemaakte nieuwe tekeningen. Deze eerste serie van vier is de beginfase. Ik teken onderin de ondoorlatende keileem rood. Erboven stroomt grondwater. Daarboven ligt de bodem, en daarin ontstaat permafrost. Die permafrost groeit naar beneden door als het langer koud blijft. Het grondwater raakt bekneld. IJs neemt meer ruimte in dan water. Dus terwijl de permafrost naar beneden aangroeit raakt het grondwater wat gevangen zit tussen het permafrost en het keileem onder druk. Waar de permafrost wat zwakker is, een barst vertoont, ziet het -stromende dus minder snel bevriezende – grondwater een uitweg naar boven. Maar als het iets hoger komt, bevriest het tot een ijslensje. Als daar meer grondwater naartoe stroomt, wordt het lensje groter. Zo kan die ijslens doorgroeien en een berg van wel 50 meter hoog worden. Ik zelf vind dit vrij ongeloofwaardig klinken, maar even googelen leert dat deze bergen in Canada en Alaska inderdaad voorkomen op vlaktes zonder helling erboven.

Ontstaan van een pingo
Tekening Mathilde 2021

Klikken op het plaatje levert een grotere versie op, en dat geldt voor alle plaatjes op dit blog.

De tweede serie tekeningen laat zien hoe de ijslens uitgroeit tot een pingo. Uiteindelijk wordt hij zo hoog dat de bodem die erbovenop ligt naar beneden glijdt (ijs is ook super glad natuurlijk) en hoe vervolgens het ijs onder invloed van de zon begint te smelten.

Ontstaan van een pingo - fase 2
Tekening Mathilde 2021

Het smelten van de pingo

De pingo’s zijn gesmolten toen het hier 10.000 jaar geleden definitief warmer werd. Wat overbleef is een kuil in de grond met een wal eromheen die in ons waterland volliep met water. Vaak groeide het meertje dicht met veen. Mensen hebben dat veen eruit gegraven en nu hebben we weer meertjes. Andere pingokuilen zijn volgegroeid zonder veen, en die zijn nu als flauwe laagte zichtbaar in het veld. De wal is vaak lastig in het veld te zien maar wel degelijk op het AHN, de digitale hoogtekaart van Nederland. Er liggen er honderden in Friesland, Groningen, Drenthe en een paar in Overijssel. En dus een paar op het Garderenseveld.

Een pingomeer nu in Drenthe.
tekening Mathilde 2021

Het Uddelermeer

Het Uddelermeer is de grootste en meest zuidelijke pingokuil. De reden dat geormorfologen zeker weten dat het Uddelermeer een pingokuil is, is het pakket sediment in het meer. Op de bodem van het Uddelermeer ligt een pakket bodemmateriaal van een tiental meters dikte dat nog helemaal intact is vanaf het begin, een klimaatarchief wat uniek is voor de wetenschap. Het oudste materiaal onderin is ongeveer 10.000 jaar oud, en dat komt overeen met de leeftijd van onze pingo’s. Ik wil graag dat het Uddelermeer een doodijskuil is net zoals die andere kuilen in de omgeving van Garderen, maar doodijskuilen zijn 100.000 jaar ouder en dan had er ouder bodemmateriaal onderin het Uddelermeer moeten liggen. Dat ligt er niet, dus is het Uddelermeer hoogstens 10.000 jaar oud en dus een pingoruïne. Zeggen ze.

Het Uddelermeer met de ringwalburg ernaast

boektoptip: Het Nederlandse landschap

Hier een supermooie animatie over het ontstaan van pingomeertjes op de Hondsrug. Ze hebben pas 67 abonnees, dus ff abonneren.

Alle afbeeldingen

  • Uddelmeer met ringwalburg