Van de voorlaatste ijstijd het Saalien is in Nederland nog van alles van te zien: de glaciale landvormen. Kijk met me mee.

English podcast

English podcast generated with NotebookLM

Inhoud

De drie ijsranden door Nederland

In het Saalien is het ijs schoksgewijs gegroeid en drie keer lang op een bepaalde plek blijven liggen. Door Nederland liggen daardoor drie ijsranden die deze periode van stabiliteit markeren:

  • de noordelijke ijsrand
  • de middelste ijsrand = Rehburger ijsrand
  • de zuidelijke ijsrand = HUND-lijn.
oerstroomdalen in nederland
tekening: Mathilde, 2018

Meer hierover in Het Verhaal van Nederland.

De glaciale reeks

Bij een ijsrand kunnen we glaciale landvormen verwachten die met elkaar samenhangen: de glaciale reeks, zie tekening. Bij de zuidelijke rij stuwwallen is de reeks goed te zien doordat hij niet door een jonger ijsveld is platgewalst en versmeerd zoals bij de andere twee ijsranden. Met name bij de Utrechtse Heuvelrug ligt alles netjes volgens het leerboekje. De tekening zou een doorsnede kunnen zijn tussen Veenendaal (rechts) en s’Hertogenbosch (links). In overzicht van rechts naar links: ijstong – stuwwallen – sandr – pradolina – oude land.

In de bovenste figuur de situatie in de voorlaatste ijstijd het Saalien. Onderin gearceerd het oude land. In Nederland is de ondergrond in het zuiden (links) het hoogst: de ondergrond loopt af naar het noorden naar het ijs toe.

Vanuit het noorden rechts komt de ijstong aan, een groeiend vooruitgeschoven deel van een groter ijsveld. Hij neemt grote keien en troep mee en versmeert de ondergrond. Zodra hij stil blijft liggen wordt hij dikker en zakt hij weg in de ondergrond. Zo ontstaat een glaciaal bekken. De ondergrond wordt in elkaar geduwd maar ook onder het ijs vandaan geperst, en vormt zo een stuwwal. Die stuwwal erodeert hier en daar weg doordat smeltwater een dal inslijpt en er ontstaat een bres door de stuwwal of smeltwaterpoort. Aan de buitenrand van die poort ontstaat een puinwaaier, een sandr, met daarin vlechtende smeltwaterbeken. Ten zuiden van de sandr ontstaat een pradolina: het dal waarin smeltwater en rivieren samenkomen en verder stromen naar het lagere westen. Dit heet ook wel een oerstroomdal, maar dat vind ik een verwarrend woord. Ten zuiden van de pradolina het hogere oude land van Brabant.

In de volgende figuur de situatie nu. In overzicht van rechts naar links: glaciaal bekken – stuwwallen – sandr – pradolina – oude land.

Het ijs is weg, het glaciale bekken is opgevuld met nieuwe lagen en onderin liggen zwerfkeien (ik had ze afgerond moeten tekenen), stenen en keileem. De stuwwal, de smeltwaterpoort en de sandr liggen er nog net zo, hoogstens is alles wat glooiender en lieflijker. In de sandr stroomt een beek, de Heelsumse Beek bijvoorbeeld. In de pradolina stroomt een meanderende rivier, of eigenlijk drie: de Rijn, Waal en Maas. Ten zuiden van de pradolina ligt het hogere Brabant.

Bij elk van de vier elementen in deze reeks horen bepaalde landvormen. Die landvormen kunnen niet op een andere plek in de reeks voorkomen. Een stuwwal in de Betuwe, dat kan dus niet.

Bij de Utrechtse Heuvelrug zien we de glaciale reeks prachtig liggen. In Twente daarentegen is het een rotzooi. In Groningen is bijna alles verdwenen.

De vormen van het ijs zelf

Het ijs is natuurlijk weg, maar toch wil ik beginnen met de vormen van het ijs zelf. Dit maakt het gesprek gemakkelijker: dan hanteren we dezelfde taal.

  • ijskap: ligt stil en bedekt alles.
  • ijslob: een bubbel aan een ijskap. Ik lees in een boek dat je moet denken aan een uitzakkende pudding.
  • ijstong: hoort bij een groeiende ijskap. Een ijskap of ijslob kan snel aangroeien in tongen die dan uiteindelijk aan elkaar kunnen groeien tot een ijslob of ijskap.
  • gletsjer: hoort bij een smeltende ijskap. IJs vervloeit, zakt naar beneden een dal in en smelt.

Landvormen die zijn ontstaan in en onder het ijs

Het reliëf

Als het Weichselien er niet was geweest, als we in het Eemien hadden geleefd, dan hadden we niet van Nederland = vlak land gesproken. Op de volgende doorsnede van west naar oost kunnen we dat zien (links het IJsseldal, rechts de Paasberg bij Oldenzaal).

dinoloket

Alles bovenop het oranje Drente moeten we wegdenken. Het IJsseldal (donkerrood) komt tot 80 m -NAP, de Veluwe tot 110 m +NAP. Dat is een hoogteverschil van 200 meter. Zie je dat ook onder West Nederland stuwwallen liggen?

Glaciaal bekken

Een zware stilliggende ijslob zakt in de grond en perst zo een glaciaal bekken uit, waaromheen stuwwallen ontstaan doordat de ondergrond toch ergens heen moet. Onder in dit glaciale bekken ligt ook keileem.

Daarvan hebben we er vijf in Nederland die horen bij de zuidelijke ijsrand, maar volgens mij is het dal bij Steenwijk er ook eentje die hoort bij de middelste ijsrand. Nu nog bewijzen.

Tunnels

Onder een gletsjer stroomt water in tunnels, zie de figuur hier boven: onder Twente en de Achterhoek liggen twee tunnels. We zien dat deze twee tunnels elkaar bij Haaksbergen kruisen. Vraag me niet hoe dat kan: ooit van twee kruisende rivieren gehoord?

Esker

Als zo’n tunnel volraakt met stenen en zand, blijft dit als een worst liggen nadat het ijs is gesmolten: dat noemen we een esker en daarvan hebben we er eentje in Nederland.

tekening: Mathilde, 2018

Keileem

Keileem is het spul dat op de grond achterblijft nadat een ijsveld is weggesmolten. Het is een mengsel van leem, zand, grind en stenen, keien tot duizenden kilo’s zwaar. En de overige troep die het ijs heeft meegesleurd: bomen, dode dieren. Geologen noemen dit de Laag van Gieten. Op DINOloket DGM, die ik meestal gebruik, wordt keileem niet onderscheiden van sandr: het is beide de Formatie van Drente. Maar op DINOloket REGIS wel.

Er ligt dus geen keileem op een stuwwal. Als dat er wel ligt, is het ijs over de stuwwal heen gegaan. Op een stuwwal liggen geen grote zwerfkeien (behalve bij Terlet, dus daar moet ijs gelegen hebben, maar er ligt geen keileem – en zo puzzelen we verder want er klopt even vaak iets niet als wel. Voordat je in de pen kruipt: ja ik weet het, zwerfkeien vinden we op veel meer plekken op de Veluwe – er moet ijs bovenop gelegen hebben, en dat heeft dan geen keileem afgezet maar wel duizenden kilo’s zware keien meegenomen – hoe praten we dit aan elkaar? )

Keien

De meeste dorpen in Oost Nederland hebben wel een grote kei. Ik kom uit Lonneker, en ook daar ligt een kei. Naast die kei is Galerie Urinoir Bezet. De kei met de naam Lonneker kei ligt overigens in Enschede voor het Rijksmuseum (27.000 kilo).

Ik google op zwerfkeien en kom op de site van een bedrijf dat handelt in zwerfkeien. Citaat:

Zwerfkeien zijn onderhoudsvriendelijk, slijtvast en hebben een lange levensduur.

Ik vind dat wel humor. Die dingen blijven wel een miljard jaar goed in je tuin zonder dat je er veel aan hoeft te doen.

Megaflutes

In Drenthe is het keileem vervormd tot een grote golfplaat: de megaflutes van de Hondsrug. Een wereldfenomeen.

Drenthe op het AHN
AHN

Drumlins

De stuwwallen in Gelderland en Utrecht liggen er nog net zo als toen ze ontstonden, behalve dan dat ze een beetje afgesleten zijn. Dat is anders bij de andere twee ijsranden. Die stuwwallen zijn door het uitbreidende ijs overwalst, en daarbij zijn ze uitgesmeerd tot drumlins. Het is helemaal niet zeker dat de heuvels bij deze twee ijsranden wel als stuwwal begonnen zijn: het kan ook eindmorene zijn, dus rotzooi dat door het ijs zelf is meegenomen op de lange weg van Scandinavië hierheen. In elk geval zijn deze drumlins nu keileembulten.

Landvormen in de stuwwallen

Afwisseling van ruggen en dalen

Een stuwwal is net een grote golfplaat. Dat komt omdat het scheefgestelde afzettingen zijn van de Rijn en de Maas, en die afzettingen zijn gelaagd: laagje klei, laagje grind, laagje zand, afhankelijk hoe de rivier meanderde. De lagen liggen in de waarden bovenop elkaar, maar in een stuwwal naast elkaar. De ene laag erodeert sneller dan de andere. Klei bijvoorbeeld verdwijnt snel, terwijl grind blijft liggen. Het gevolg is dat op een stuwwal ruggen van grind liggen afgewisseld met dalen van klei. Stel je er niet teveel van voor, het gaat om hoogteverschillen in decimeters.

Scheve lagen, kleischotten en bronnen

Die scheve lagen hebben nog een onverwacht gevolg: de scheefstaande kleilagen zijn vrijwel waterondoorlatend en fungeren als kleischotten tussen watervoerende lagen. Dat betekent dat als het ergens regent op een stuwwal en die regen in de grond zakt, je eigenlijk nooit weet waar dat water weer tevoorschijn komt. Op onverwachte plekken liggen bronnen. Zo sijpelen aan de zuidkant en oostkant van de Veluwe allerlei bronnen uit die beken voeden, maar is er geen enkele bron aan de westkant van de Veluwe op de stuwwallen van Ede en Reemst, en evenmin op de Utrechtse Heuvelrug.

IJsbressen

De stuwwallen zijn niet aaneengesloten; er doorheen liggen bressen of poorten. De meest bijzondere is een bres waar een groeiende ijstong doorheen is gegaan. Hiervan hebben we er eentje: bij Rossum in Twente. Uiteraard zijn er meer geweest toen het ijs door de stuwwallen van de middelste ijsrand heen brak en op weg ging naar het zuiden, maar die herkennen we niet meer.

Smeltwaterbressen

Meer voorkomend zijn de smeltwaterpoorten die zijn ontstaan doordat smeltwater door een stuwwal heen knalde. Hiervan ken ik er acht, waarvan zes door de Utrechtse Heuvelrug. De grootste is de Darthuizerpoort, de mooiste vind ik de Ginkelsepoort.

Landvormen door smeltwater

Sandr

Wie in IJsland is geweest, heeft sandr gezien: een kustvlakte tussen de gletsjers en de zee vol ondiepe vlechtende rivieren en aan de voet van de gletsjers meren waarin ijsschotsen drijven. Zo zag het er hier ook uit, alleen waren de bergen wat minder hoog.

Op een sandr stromen vlechtende smeltwaterbeken, dus met brede vlakke dalbodems en sporen van vlechten erin zoals bij de Heelsumsebeek en de Renkumsebeek. Geen meanderende beken: die komen voor in rustige kabbelende milieus, en dat was het hier nou niet echt.

Een sandr bestaat nu uit harde grond met veel grind en grof zand. Sandr is ideaal voor vliegvelden, en ja hoor: vliegveld Terlet, vliegveld Deelen, vliegveld Mook, vliegveld Twente: allemaal sandr. De sandr van Wolfheze is veel geschikter voor een vliegveld dan de klei-op-veen van Schiphol. Zeg het ze maar niet.

Kame

Kame (spreek uit keem, maar daar heb ik geen zin in). Kame is afzetting in een rustig meertje op of naast een ijsveld. Op de volgende tekening de oranje delen. Omdat het in rustig stilstaand water is afgezet, is de afzetting gelaagd met klei.

Kameheuvels

In holtes op het ijs komt rommel terecht: zand, steentjes. Tijdens het smelten van het ijs zakt dit naar de grond en vormt dan rare onregelmatige heuveltjes: kameheuvels. Daarvan hebben we eentje bij Hoogeveen. Misschien hebben we er meer, maar de literatuur is niet eenduidig, behalve over die ene bij Hoogeveen.

Kameterras

In de goot tussen een smeltende gletsjer en een stuwwal bezinkt ook van alles. Als het ijs gesmolten is, vormt dit een terras tegen de helling van de stuwwal: kameterras. Daarvan hebben we er in elk geval zes. We gaan op zoek naar beschutte dalen tussen stuwwallen, en vinden die bij de Sallandse Heuvelrug en de Stuwal van Delden. En ja hoor, bij beide liggen kameterrassen.

Links zien we de Sallandse Heuvelrug met in roze het kameterras. Rechts de stuwwal van Delden; het kameterras is een leverkleurig vlakje ten westen van Borne; op dit kameterras liggen sportvelden.

Ik zie ook een kanshebber voor kameterras bij Tubbergen, maar de geomorfologische kaart geeft dat niet aan – schreef ik in 2022 bij een concept van dit artikel. Maar op de kaart uit 2023 stond wel degelijk kameterras bij Tubbergen ingekleurd, en zo blijf ik bezig.

Smeltwaterdalen

In de Sandr van Wolfheze liggen lange droge dalen die door velen droogdalen worden genoemd, maar dat zijn het niet. Droogdalen zijn in het Weichselien ontstaan door smeltende sneeuw dat langzaam naar beneden glijdt een helling af en daarbij een beetje zand meeneemt. De lange droge dalen op de Sandr van Wolfheze zijn smeltwaterdalen uit het Saalien.

Doodijskuilen of sollen

Een mooi fenomeen op sandr zijn de doodijskuilen – die komen we in Nederland alleen bij Garderen tegen. Op mijn tekening hierboven bij kame zijn dat de blauwe kuilen – ik kan niet zo goed tekenen.

Het (Engels kettle) is een kuil die is ontstaan doordat in de smeltwaterstroom een groot brok ijs lag dat nog niet was weggesmolten. Terwijl het daar lag, hoopte eromheen zand en grind zich op; het brok ijs nam zijn tijd om weg te smelten. Toen het eindelijk gesmolten was, was de smeltwaterstroom inmiddels ook opgehouden, en lag er op de plek van dat brok ijs een kuil.

Als er water in staat, noemen we het een sol (Duits: Soll). Dus als je op een andere website leest dat het Solsche Gat in het Speulderbos is ontstaan als doodijskuil, dan weet je nu dat dat niet kan: bovenop de stuwwal lag geen doodijs. Nee, het Solsche Gat is een leemkuil. Het gat bij Soll is wel een doodijskuil, en wel een met water erin: een sol dus. Dit verwondert mij ten zeerste: hoe wisten de middeleeuwers nou dat die kuil een sol was? Of hebben de Duitsers de term Soll ontleend aan het Nederlandse gehucht Soll?

Landvormen in de pradolina

In Nederland hebben we drie grote pradolinas: van de Hunze, de Vecht en van de Rijn/Maas. Het zijn de voormalige dalen van de smeltwaterrivieren die aan de voet van de ijstongen en gletsjers langs stroomden en al het smeltwater + de Rijn + de Maas verzamelden. Zie de tekening van de drie ijsranden door Nederland.

Waarden

In de pradolina stroomden wilde woeste vlechtende rivieren. Bij het vlechten ontstonden tijdelijke zich steeds weer verplaatsende eilanden. Toen het ijs smolt en de zeespiegel steeg, begonnen deze rivieren te sedimenteren en ontstonden in de vlaktes de grote stabiele waarden zoals de Krimpenerwaard en Bommelerwaard: dat noemen we een anastomoserende of waardvormende rivier. Sporen van vlechten zien we in het Land van Maas en Waal.

Waardvormend = anastomoserend. Ik vind het woord anastomoseren zo lelijk dat ik een nieuwe term introduceer: waardvormende rivieren. Deze rivieren vormen grote stabiele eilanden tussen de diverse riverstromen, die Nederlanders vanouds waarden noemen. Voorbeelden: Bommelerwaard, Lopikerwaard, Hoeksewaard, Tielsewaard, en er zijn er nog veel meer. Dit zijn geen buitendijkse uiterwaarden, maar eilanden tussen diverse stromen van onze grote waardvormende rivieren.

Overzicht per provincie

Groningen: noordelijke ijsrand

De keileemheuvels in Oldambt rond Winschoten, Scheemda, Midwolda en Finsterwolde zijn versmeerde en met keileem vermengde restanten van de stuwwallen rond de noordelijke ijsrand uit het Saalien. De Hunze stroomt door de pradolina van de smeltwaterrivier die voor de noordelijke ijsrand langs stroomde.

Friesland: middelste ijsrand

De Friese Meren: De drumlins en keileemheuvels in Gaasterland zijn restanten van de middelste ijsrand. De keileemvlakte, wat uitlopers zijn van het keileemplateau van Drenthe, is dat ook.

Drenthe

Noordelijke ijsrand

De Hunze stroomt door de pradolina van de smeltwaterrivier die voor de noordelijke ijsrand langs stroomde.

Middelste ijsrand

Het keileemplateau is het overblijfsel van de zooi die het ijs had achtergelaten nadat het was gesmolten. Drenthe mag trots zijn op een wereldfenomeen in dit keileem: de megaflutes van de Hondsrug. De drumlins en keileemheuvels in het zuidwesten bij het Holtingerveld zijn overblijfselen van deze middelste ijsrand. De Braamberg ten zuiden van het Hollandscheveld is de enige erkende kameheuvel van Nederland. Het brede dal van de Vecht is de pradolina van de smeltwaterrivier voor deze middelste ijsrand.

Overijssel

Middelste ijsrand

De drumlins en keileemheuvels in het Steenwijker Heuvelland en bij Vollenhove horen bij de middelste ijsrand. Ook de Hezinger Stuwwal hoort hierbij. De stuwwal bestaat uit twee delen van elkaar gescheiden door een grote bres bij Rossum, de Rossummerpoort. Deze bres is bijzonder: het is de enige die is ontstaan door zich uitbreidend ijs en niet door smeltwater. Uniek dus. De top van de stuwwal ligt in Duitsland bij Hezingen.

Het brede dal van de Vecht is het restant van de smeltwaterrivier aan de voet hiervan.

De Sallandse tussenfase van oprukkend ijs van de middelste naar de zuidelijke ijsrand

De stuwwallen uit deze periode van oprukkend ijs zijn de Sallandse Heuvelrug, de Archemerberg, Luttenberg, Stuwwal van Delden, Needseberg en Lochemseberg. De Sallandse Heuvelrug is een samenklontering van een stuwwal ten oosten van de ijstong in de IJsselvallei en een tweede ten westen van een ijstong in het dal van de Regge. Ook de kleine eigenzinnige Stuwwal van Delden is een samenklontering van twee stuwwallen, de Deldeneresch en de Es van Azelo, waarbij het moedermateriaal Tertiaire klei is.

De bobbelige Lonnekerberg is een verplaatste stuwwal en dat verplaatsen heeft te maken met de Rossummerpoort door de Hezinger Stuwwal die hoort bij de middelste ijsrand, zie hier boven. Ook de heuvels bij Tubbergen en Albergen zouden verplaatste stuwwallen kunnen zijn, net als een deel van de Stuwwal van Delden, en misschien zelfs wel de Needseberg. Omdat het ijs in Twente uitgroeide in een aantal tongen, is het voor te stellen dat er meer ijsbressen moeten zijn zoals de Rossummerpoort. Het ijsveld bij Nijverdal is bijvoorbeeld vast tussen Rijssen en Wierden door een stuwwal gebroken en heeft die grondig opgeruimd.

De Rug van Wierden en Daarle en de Rug van Enter zijn stuwwallen die in de verdrukking zijn gekomen en geplet tussen twee ijstongen en bedekt door ijs en keileem. De Rug van Stokkum naar Geesteren is anders ontstaan: hier lag de stuwwal van oost naar west, werd niet geplet tussen twee ijsvelden maar werd overwalst door een uitbreidend ijsveld en daarbij uitgesmeerd tot drumlins.

Bij Markelo liggen kameterrassen in een kom tussen de stuwwallen van de Sallandse Heuvelrug. Ten westen van Borne ligt een kameterras in een kom van de Stuwwal van Delden.

De esker van Langeveen is het restant van een rivier die onder een gletsjer stroomde. Ook de tunneldalen onder Twente en de Achterhoek hebben iets met die gletsjer te maken, en met de gletsjer die uit Weerselo kwam. Onder Haaksbergen ligt kruispunt van deze twee tunneldalen diep onder de grond.

Het vlakke brede IJsseldal, de vlakte van de Regge bij Almelo en Nijverdal en de vlakte bij Hengelo en bij Denekamp zijn opgevulde glaciale bekkens van een kilometer dik ijsveld.

Gelderland

Middelste ijsrand

Onder de Achterhoek liggen fascinerende tunneldalen en een fossiel dalstelsel.

Zuidelijke ijsrand

De brede dalen van de IJssel en de Gelderse Vallei zijn glaciale bekkens waarin een kilometer dik pakket ijs lag, en die later in het Weichselien zijn opgevuld door rivieren, zee en wind.

De Veluwe is een samenklontering van zes stuwwallen: Oost-Veluwe, Dieren-Heelsum, Lunteren-Wageningen, Reemst, Garderen en Nunspeet-Hattem. Ook liggen stuwwallen bij Berg en Dal en in Montferland.

De Ginkelsepoort is een bres door de stuwwal van Reemst, het restant van een grote dijkdoorbraak waarbij het Renkums Beekdal is ontstaan. De heuvelrug van Heelsum tot Dieren is een stuwwal die om zijn as is gedraaid toen het ijsveld tussen Arnhem en Montferland uitgroeide. De Sandr van Wolfheze is een puinwaaier die is ingeklemd tussen vier stuwwallen. Het Renkums Beekdal en het Heelsums Beekdal zijn smeltwaterdalen van deze stuwwallen.

Bij Garderen liggen veel leuke ijstijdfenomenen bij elkaar: doodijskuilen, kameterras en kameheuvels en zelfs een sol (= doodijskuil met water erin) bij Soll.

Het brede dal van de Rijn-Maas-Waal is de pradolina van de smeltwaterrivier, een breed rivierdal vol woeste kolkende stromen die het water van al die gletsjers afvoerden naar het zee. De vlakte tussen Berg en Dal en Montferland is het restant van een gigantische stuwwaldoorbraak door smeltwater. We noemen dit de Gelderse Poort.

Utrecht: zuidelijke ijsrand

De Utrechtse Heuvelrug is een stuwwal die hoort bij de zuidelijke ijsrand. Ook de Emminkhuizerberg en Groot en Klein Venlo, de heuvels in en rond Veenendaal horen daarbij. Wie van Veenendaal naar Elst loopt, steekt in 2 uur de hele glaciale reeks over. Door deze smalle blijkbaar niet zo sterke stuwwal liggen maar liefst zes bressen die zijn ontstaan door smeltwater van het ijsveld dat in de Gelderse Vallei lag. De Darthuizerpoort is de grootste smeltwaterbres.

Het Verhaal van Nederland

Dit is een deel in Het Verhaal van Nederland waarin we in een tijdcapsule de lange geschiedenis van Nederland achterna reizen. Om 2 seconden voor middernacht kijken we naar de landvormen die in het Saalien zijn ontstaan.

Het Verhaal van Twente

Dit is ook een deel uit Het Verhaal van Twente. In de serie rafel ik de geologische geschiedenis van Twente uiteen in negen puzzels.

Houd je van fietsen, Groningen en van watererfgoed? Dan is mijn boek Fietsen door Oldambt wellicht iets voor jou. We fietsen door de graanrepubliek in de Dollardpolders, over de keileemheuvels en het oude land en onderweg kijken we naar gemalen, molens, stuwen en ander watererfgoed. Het is niet via bol verkrijgbaar, alleen via deze link. €21,70

Het standaardwerk over het ontstaan van de landschappen in Nederland: Jongmans.

Alle afbeeldingen

  • geomorfologische kaart Salland
  • Vorming doodijskuil
  • Tekening met kame, kameterras, doodijskuilen
  • Glaciale dalen Nederland
  • Ontstaan stuwwa en glaciaal dal
  • Steenwijk op het AHN
  • Ijsrandfenomenen in Europa
  • oerstroomdalen in nederland
  • kaart nederland
  • Drenthe op het AHN
  • uitsnede uit hoogtekaart